Preek 30 september 2012, Bussum NPB
Lezingen: Kinderhandvest voor Compassie
Psalm 118, in de bewerking
van Huub Oosterhuis
fragmenten uit ‘Gesprek met
een steen’, gedicht van Wislawa
Szymborska
Preek
Gedachten rond een steen
I
Wie zou niet een steen kunnen
zijn? Ergens liggend langs de kant van de weg, achteloos gestort, neergelegd,
achtergelaten, haast onzichtbaar. Soms is er een voet die tegen je aanschopt;
even beweeg je en dan neem je je plaats weer in tussen die ontelbaar veel
andere stenen. Je bent een van hen. Wie zou je missen als jij er niet bent? Wie
zou niet als zo’n steen kunnen zijn?
Of anders: Je bent als de steen
die nodig is en waar mensen om vragen. Bruikbaar en nuttig. Zoals een hoeksteen
of een sluitsteen in een bouwwerk. Daarzonder kan het gebouw niet verrijzen en
zal het in elkaar storten. Jij bent onmisbaar! Soms is er iemand die vol
bewondering naar je opkijkt en zich uitspreekt. Je mag er zijn! Wie zou zo niet
willen zijn? Je bent opgepakt en bij de hand genomen.
Er is een beroemd geworden gedicht uit 1928 van de
Braziliaanse dichter Carlos Drummond:
Midden op de weg lag een steen
lag een steen midden op de weg
lag een steen
midden op de weg lag een steen.
Nooit zal ik die gebeurtenis vergeten
in het leven van mijn zo vermoeide netvliezen.
Nooit zal ik vergeten dat midden op de weg
lag een steen
lag een steen midden op de weg
midden op de weg lag een steen.
In die tijd veroorzaakte dit
gedicht grote opschudding. Men begreep het niet. Het was misschien te gewoon,
te weinig klassiek poëtisch. Maar het vertelt iets heel eenvoudigs: Er is iets.
Als je goed kijkt, vol aandacht, zie je ook, dat er iets is. Er ligt een steen.
Dat die er ligt, vertelt een verhaal en aan jou is het te ontdekken wat dat
verhaal is. Zomaar midden op de weg van je leven ligt een steen, ligt iets. Ga
daaraan niet voorbij.
II
In de bijbel komt een aantal
verhalen voor, waarin een steen een rol speelt.
Een daarvan speelt zich af in
de woestijn Sinaï. Het volk van de joden is uit Egypte gevlucht. Het heeft het
daar slecht; er is moord en onderdrukking. Het beeld van de Tweede wereldoorlog
dient zich aan. Het joodse volk verlangt naar het beloofde land, ergens ver weg
achter de woestijn, in het Oosten. En het ontvlucht het moordende regiem in
Egypte. Veertig jaar zwerft het volk onder leiding van Mozes door de woestijn.
Het is een tocht vol ontberingen die maar enkelen zullen overleven. Hongersnood en waternood. Op een keer,
vertelt het verhaal, komt men bijna om van de dorst. Uitdroging en een
dreigende dood staan te wachten om toe te slaan. Dan houdt hun leider Mozes de
mensen staande bij een grote rots en slaat met zijn staf tegen de rotswand.
Direct daarop stroomt er water uit de rots. Men heeft weer water, er is weer
toekomst. En het volk kan zijn tocht vervolgen.
Jaren geleden zwierf ik met
een groep als een soort moderne pelgrims door diezelfde woestijn. Het was een
ervaring die we niet licht zullen vergeten. We zagen een rots waarin een paar
grote kerven zaten. ‘Dit is,’ zei de gids, ‘de rots waar Mozes met zijn staf
water toverde, een heilige plek.’ Historisch gezien kun je er echter wel een
paar vraagtekens bij plaatsen. We zagen nog veel meer rotsen met kerven. En
allemaal heilig. Maar we zagen ook een bepaald natuurkundig verschijnsel, dat
maakt dat water dat uit een rots sijpelt, door een vorm van oxidatie wordt
tegengehouden; er ontstaat een soort van afsluitverdikking. Kenners van de
woestijn zien aan de vorm en kleur van de rotswand, dat als je daarop slaat, er
dan water uitstroomt. Dus het ‘wonder’ is heel betrekkelijk. En ook als het
niet echt is gebeurd, dan is dat het wonder: dat Mozes de woestijn door en door
kende en op het juiste moment die kennis gebruikte. Maar als we er anders naar
kijken, niet met historische ogen, maar zoekend naar de ondertaal, dan wordt
het een verhaal dat iets vertelt. Namelijk: op welke steen moet je slaan om te
overleven; om verder te kunnen. Hoe lang moet je slaan? Durf je op de goede
steen te slaan? Ja, wat is de steen in je bestaan?
De dichteres Vasalis gaf een
van haar gedichten de titel Steen:
Steen
Verdriet kit al mijn krachten samen,
zodat ik roerloos word als steen.
Mijn hele wezen wordt materie,
een ondoordringbaar star mysterie,
o sla de rots, opdat ik ween.
Verdriet kit al mijn krachten samen,
zodat ik roerloos word als steen.
Mijn hele wezen wordt materie,
een ondoordringbaar star mysterie,
o sla de rots, opdat ik ween.
Er zit een duidelijke
verwijzing in naar het woestijnverhaal. Maar er is meer. Ergens diep in ons
verborgen rust een steen. Hard als steen is ons wezen ten diepste. Het is daar
waar al het oude zich heeft opgehoopt; daar waar alles ondoordringbaar is geworden;
daar waar geen mens bij wil komen; daar waar de geschiedenis van ons leven is
gestold tot een harde materie. Het is ook het geheim dat elk mens meedraagt.
Soms hard als steen, soms als een geheimenis. Dan heeft het een positieve, mysterieuze
of mystieke bijklank; dan moet er iets moois en verhevens in de mens huizen, of
althans iets dat daarnaar verwijst. Maar het kan ook een loodzwaar gewicht zijn,
hard als steen. Een ondoordringbaar star mysterie. Dan zijn wij niet zélf de
steen, maar dragen die diep in onszelf mee. Misschien neemt het gewicht allengs
toe. En wachten we tot het door een steen wordt bedekt.
Het verhaal vertelt dat wie
de steen weet te openen, verder kan gaan. O sla de rots, opdat ik ween.
III
Ik las een deel van een
gedicht van Wislawa Szymborska:
Gesprek met een steen.
Het is een heel bijzonder gedicht, mysterieus ook. Ik lees nog een keer enkele strofen.
Het is een heel bijzonder gedicht, mysterieus ook. Ik lees nog een keer enkele strofen.
Ik
klop op de deur van een steen.
'Ik ben het, doe open.
Ik wil in je binnenste gaan,
overal rondkijken,
'Ik ben het, doe open.
Ik wil in je binnenste gaan,
overal rondkijken,
met
jou mijn longen vullen.'
'Ga
weg,' zegt de steen.
(…)
(…)
Ik
klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.
Ik heb gehoord dat binnen grote lege zalen zijn,
onbezichtigd en vruchteloos mooi,
verlaten en zonder echo van enige voetstap.
Geef toe dat je er zelf niet veel van weet.'
(….)
Ik klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.
(…)
'Ik ben het, doe open.
Ik heb gehoord dat binnen grote lege zalen zijn,
onbezichtigd en vruchteloos mooi,
verlaten en zonder echo van enige voetstap.
Geef toe dat je er zelf niet veel van weet.'
(….)
Ik klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.
(…)
'Je
komt er niet in,' zegt de steen.
'Je mist de zin om deel te nemen.
En er is niets wat dat vervangen kan.'
(…)
Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
'Je mist de zin om deel te nemen.
En er is niets wat dat vervangen kan.'
(…)
Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik kan niet tweeduizend eeuwen wachten
voor
ik in jouw huis mag komen.'
(….)
Ik klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.'
'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
Ik klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.'
'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
Ik had altijd gedacht dat in
de steen een kern verborgen is, iets moois. Ik had altijd gedacht dat een steen
symbool kan staan voor wie je als mens bent: van buiten hard, maar vanbinnen
mooi als een parel.
Ik had altijd gedacht dat
stenen niet konden praten.
Ik had altijd gedacht dat
stenen verwijzen naar iets dat ouder is dan wat dan ook, dat ze verwijzen naar
iets dat van eeuwen her is. Daarom neem ik altijd van overal en nergens stenen
mee, als kind al.
Maar nu wordt dat allemaal
teniet gedaan: stenen kunnen niet praten, nee. En als ze praten, kom je er niet
in. “Ik heb geen deur,” zegt de steen. Met andere woorden: je moet het doen met
dat wat is en niet met dat wat je graag zou willen of met andere ogen zien. Je
bent wie je bent. Verbind je daarmee.
Je zegt dat je niet weer
tweeduizend jaar wilt wachten op het ultieme woord, op de boodschap van heil en
vergeving. Nee, je moet het zélf doen. Niets en niemand geeft antwoord.
Dat sluit aan bij het moderne
levensgevoel: de mens is mens en daarmee is alles gezegd. Hij is overgelaten
aan zichzelf, losgerukt van allerlei verbanden, zoals die van gezin en familie,
van kerk en vereniging. Er zijn alleen maar toevallige verbindingen die kunnen
helpen overeind te blijven. De mens is maar een wanhopige ziel die niet meer is
dan een steen, ergens toevallig neergelegd.
IV
In het evangelie van Thomas
staat een uitspraak van Jezus, die juist het tegendeel laat zien, logion 66:
Jezus zei:
Laat mij de steen zien,
die de bouwlieden hebben
verworpen:
het is de hoeksteen.
De betekenis is duidelijk op
het eerste gezicht. Bouwvakarbeiders hebben een steen weggegooid, omdat ze die
niet nodig hadden. Jezus laat zien, dat ze juist de belangrijkste steen hebben weggegooid, de
hoeksteen. De steen waarop het bouwwerk moet rusten. Wat onbelangrijk leek,
blijkt juist uiterst essentieel. Hetzelfde geldt voor een mens. Hij of zij is, als je goed kijkt, waardevol en een
onmisbaar radertje in het grote geheel, ook al lijkt het soms anders te zijn.
Dat is bemoedigend en
hoopvol. Ik mag er zijn! Ik word gezien!
Tot slot.
We cirkelen rond de
verschillende duidingen van wat een steen kan zijn. We lopen er als het ware
omzichtig om heen. We kijken er naar, herkennen iets of niet. We identificeren
ons ermee.
De vraag moet gesteld: levert
het iets op, zegt het ons iets. Wat kunnen we ermee?
Het antwoord is natuurlijk allereerst,
dat ieder dat voor zichzelf moet bepalen. Wat voor de een geldt, is voor een ander
weer anders.
Maar toch.
De dichter Rutger Kopland
schreef een gedicht over het beeld David van Michelangelo. Het begint als
volgt:
Beelden werden niet
gemaakt, ze moesten 'worden
bevrijd uit het marmer', alsof ze er al waren,
altijd al,
en inderdaad, hij vond een prachtige steen,
onder zijn huid een perfekte machine
van hersenen, spieren en hart.
bevrijd uit het marmer', alsof ze er al waren,
altijd al,
en inderdaad, hij vond een prachtige steen,
onder zijn huid een perfekte machine
van hersenen, spieren en hart.
In het brok marmer zit al het beeld
verborgen. De kunstenaar hoeft het alleen maar open te hakken, het bevrijden.
Het volmaakte wordt zichtbaar. Wie goed kijkt en ziet, wie met aandacht deze ruwe
steen bewerkt, wie durft te wachten en te handelen op het juiste moment, die zal
de schoonheid van de steen ontdekken. Ik ben het zelf.
Maar hoe dan, hoe bereiken we dat.
Wat moeten we daarvoor doen?
Ook hier een antwoord. Er zijn vele wegen.
Compassie zou een weg kunnen zijn. Compassie door de ogen van een kind. Compassie
waarin de wereld van onszelf in een diepe relatie staat met de wereld om ons
heen. Horizontaal en verticaal. Het belangrijkste echter is, dát we een weg
gaan.
Zelf herken ik me in de zoekwoorden van
Huub Oosterhuis, zijn bewerking van Palm 118:
Dank aan Hem, Hij is
goed.
Hij is vriend voor het leven.
(…)
Open uw deuren voor mij
Ik die hard ben geslagen
wil dank zeggen dat ik nog leef
ik wil niet dood, ik zal leven. (meb: hoe
dan ook)De steen die geen metselaar
kon gebruiken, werd hoeksteen.
Zo is het geschied van godswege –
begrijpen zal ik het nooit.
Dit is de dag die moest komen
hoog tij, zonovergoten
dag van bevrijding en opstaan
dag van zingen en dank.
Dank aan Hem, Hij is goed.
Hij is vriend voor het leven.
Amen
Literatuur:
Het
gedicht David staat in Rutger Kopland:
Voor het verdwijnt en daarna. Amsterdam 1985
Gelezen teksten:
Het Kinder-Handvest voor Compassie –
Door de ogen van een kind
Wat is Compassie?
Wat is Compassie?
Compassie
betekent dat jij voelt wat anderen voelen – vooral wanneer zij pijn hebben of
zich verdrietig voelen. Compassie zit in ons allemaal. Het maakt niet uit of je
een jongen of meisje bent, hoe oud je bent, in welk land je woont, wat de kleur
van je huid is, waar je bidt en of je wel bidt. Wij kunnen allemaal compassie
laten zien aan andere kinderen en mensen.
Waarom
Compassie?
Wanneer
wij compassie hebben voor anderen, dan behandelen wij andere kinderen en mensen
op dezelfde manier zoals wijzelf ook behandeld willen worden. We zijn aardig
voor hen. We laten zien dat wij hen begrijpen. We proberen anderen zich beter
te laten voelen. Wij helpen eerst anderen en laten ze voorgaan, voordat we iets
voor onszelf doen. Als wij de hele wereld een plek willen laten zijn waar
iedereen voor elkaar zorgt, respect heeft en blij is, dan moeten we allemaal
compassie tonen.
En
aan wie?
Wie
zijn die anderen aan wie wij compassie laten zien? Familie, vrienden,
klasgenoten, leraren, buren, teamgenoten, coaches, en zelfs anderen die we niet
aardig vinden of als onze vijand zien. We kunnen ook onszelf met liefde,
vriendelijkheid en respect behandelen. Wanneer wij vrolijk zijn, kunnen wij ook
anderen vrolijk laten zijn.
Een
leven vol Compassie
Als
wij met compassie leven, dan krijgen we een warm gevoel van binnen. Dat gevoel
helpt ons ervoor te zorgen dat alle mensen allemaal eerlijk en gelijkwaardig
worden behandeld. We moeten anderen geen pijn doen met gemene woorden, gemene
blikken, of met slaan en duwen.
Wanneer wij alles met compassie doen, dan laten wij anderen zichzelf zijn. Wij verwelkomen anderen en omhelzen de kans om van onze verschillen te leren en plezier te hebben.
Wanneer wij alles met compassie doen, dan laten wij anderen zichzelf zijn. Wij verwelkomen anderen en omhelzen de kans om van onze verschillen te leren en plezier te hebben.
Als
wij een wereld vol compassie willen, hebben wij een hele grote verantwoordelijkheid,
namelijk:
Wij beginnen en eindigen elke dag met het tonen van compassie
Wij behandelen anderen zoals wij zelf ook behandeld willen worden.
Wij beginnen en eindigen elke dag door aardig te zijn voor anderen en onszelf. Als jij aardig bent, zullen anderen ook aardig zijn.
Wij hebben respect voor elkaars verschillen in gedrag, kennis, religie, en tradities.
Een niet-egoïstische wereld van compassie en begrip voor elkaar, begint bij jou! Spreek met jezelf af dat je compassie probeert te tonen aan ieder die je elke dag tegenkomt, zodat je helpt deze wereld vredevoller en gelukkiger te maken voor ons allemaal.
Wij beginnen en eindigen elke dag met het tonen van compassie
Wij behandelen anderen zoals wij zelf ook behandeld willen worden.
Wij beginnen en eindigen elke dag door aardig te zijn voor anderen en onszelf. Als jij aardig bent, zullen anderen ook aardig zijn.
Wij hebben respect voor elkaars verschillen in gedrag, kennis, religie, en tradities.
Een niet-egoïstische wereld van compassie en begrip voor elkaar, begint bij jou! Spreek met jezelf af dat je compassie probeert te tonen aan ieder die je elke dag tegenkomt, zodat je helpt deze wereld vredevoller en gelukkiger te maken voor ons allemaal.
Naar: The Children’s Charter
for Compassion naar Charter for Compassion, Karen Armstrong.
GESPREK
MET EEN STEEN
Ik klop op de deur van een steen.
'Ik ben het, doe open.
Ik wil in je binnenste gaan,
overal rondkijken,
Ik klop op de deur van een steen.
'Ik ben het, doe open.
Ik wil in je binnenste gaan,
overal rondkijken,
met
jou mijn longen vullen.'
'Ga
weg,' zegt de steen.
'Ik ben hermetisch gesloten.
Zelfs aan stukken geslagen
zullen we hermetisch gesloten blijven.
Zelfs fijngewreven tot zand
zullen we niemand binnenlaten.'
'Ik ben hermetisch gesloten.
Zelfs aan stukken geslagen
zullen we hermetisch gesloten blijven.
Zelfs fijngewreven tot zand
zullen we niemand binnenlaten.'
Ik
klop op de deur van een steen.
'Ik ben het, doe open.
'Ik ben het, doe open.
Ik
kom uit louter nieuwsgierigheid
die alleen het leven kan bevredigen.
Ik ben van plan door je paleis te wandelen
en daarna nog blad en waterdruppel te bezoeken.
Ik heb niet veel tijd voor al die dingen.
Mijn sterfelijkheid behoort je te ontroeren.'
Ik klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.
Ik heb gehoord dat binnen grote lege zalen zijn.
die alleen het leven kan bevredigen.
Ik ben van plan door je paleis te wandelen
en daarna nog blad en waterdruppel te bezoeken.
Ik heb niet veel tijd voor al die dingen.
Mijn sterfelijkheid behoort je te ontroeren.'
Ik klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.
Ik heb gehoord dat binnen grote lege zalen zijn.
Ik klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.
Ik zoek in jou geen toevlucht voor altijd.
Ik ben niet ongelukkig.
Ik ben niet dakloos.
Mijn wereld is een terugkeer waard.
Ik kom en ga met lege handen.
En als bewijs dat ik er werkelijk ben geweest,
kan ik niets anders laten zien dan woorden
die niemand zal geloven.'
'Je komt er niet in,' zegt de steen.
'Je mist de zin om deel te nemen.
En er is niets wat dat vervangen kan.
Zelfs een tot alziendheid aangescherpte blik
zal je zonder deze eigenschap niets baten.
Je komt er niet in, weet niets van de zon om deel te nemen,
bezit daarvan hoogstens een kiem, de verbeelding.'
Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik
kan niet tweeduizend eeuwen wachten
voor
ik in jouw huis mag komen.'
'Als
je mij niet gelooft,' zegt de steen,
'vraag dan het blad, je zult hetzelfde horen.
Vraag het de waterdruppel, zijn antwoord luidt net zo.
Vraag het ten slotte een haar op je eigen hoofd.
Een lach zwelt in me aan, een reusachtige lach,
maar ik weet niet hoe ik hem moet lachen.'
Ik klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.'
'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
'vraag dan het blad, je zult hetzelfde horen.
Vraag het de waterdruppel, zijn antwoord luidt net zo.
Vraag het ten slotte een haar op je eigen hoofd.
Een lach zwelt in me aan, een reusachtige lach,
maar ik weet niet hoe ik hem moet lachen.'
Ik klop op de deur van de steen.
'Ik ben het, doe open.'
'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
Wislawa Szymborska
vertaald door Gerard Rasch
vertaald door Gerard Rasch
(dit is een verkorte
versie van Gesprek met een steen)
Gebed
Het kan nooit zo
diep zijn verborgen
dat het niet meer
bestaat.
Nooit afwezig, maar
rustend in
dat wat voorbij
lijkt:
Dat woord, dat
gebaar, dat gezicht,
die momenten van
alleen-zijn en angst,
dat verlatene;
schijnbaar slapend,
onverwacht ontwaakt.
Er moet toch iets
zijn dat ons bewaart,
die glimp van hoop
en verwachting,
dat spoor van licht
door alles heen
dat weten diep in
ons, dat er altijd
een weg is, een
sluipweg, een vluchtroute
naar een beloofd
land dat zal bestaan.
Er moet toch een
schaduw van God
wonen, ergens
verborgen.
Wij geloven dat God
zal bestaan,
niet als een God van
voorbij,
een tronende
heersende koning;
meer als een vriend
een hand op de
schouder,
iemand of iets dat
ons optilt
die neerslaat wat
dood brengt.
Wij geloven
desondanks
dankzij; wij blijven geloven,
ook al
begrijpen wij niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten