Lieve kinderen.
Als je nog eens in een oude kerk komt en wat rondkijkt, dan zul je tien
tegen één ergens tegen een stenen muur grote houten borden met teksten
ontdekken. Dat zijn zogenaamde ‘tiengebodenborden’. Ze verwijzen naar de
brokken steen die Mozes de berg afzeulde en waarop zijn god eigenhandig tien
geboden of voorschriften had geschreven. Die geboden lijken overigens wel erg
veel op regels en wetten uit onder andere Mesopotamië, uit de tijd nog voordat
Mozes ze zou hebben gekregen. Er zal dus wel een verband en een onderlinge
afhankelijkheid bestaan. Maar welke het eerst was? Wie zal het zeggen. In elk
geval ondergraaft dat het historisch karakter van dit verhaal, dat zich
afspeelt bij de berg Horeb of Sinaï. Sterker nog, nader onderzoek heeft
uitgewezen, dat er nergens in de geschiedenis melding gemaakt wordt van een
volk dat of een grote groep mensen die in Egypte onderdrukt is en daarna
gevlucht. Geen historisch betrouwbaar feit dus! Dat is ook niet zo erg. Het
maakt eens te meer duidelijk hoe waarheid en vertelling in de bijbel door
elkaar heen lopen. En dat het niet om een geschiedenisverslag gaat, zoals wij
dat nu kennen.
Mozes krijgt dus op een wonderbaarlijke manier boven op de heilige berg van
God zelf de tekst van de Tien Geboden. De hamvraag: Hoe luiden nu die tien
geboden en wat staat er in? Daarover nu.
Een aantal is meer statement dan gebod. Zoals de eerste. Daarin zegt de god
van Mozes: Ik ben jouw God. Ik heb jou en je volk uit Egypte gered en breng je
naar een land van melk en honing. En het volgende gebod luidt: Je mag geen
andere goden aanbidden en vereren. Ook verbied ik je een beeld van God te maken
en dat te aanbidden. Het derde is het bekende: Je mag de naam van God niet
ijdel gebruiken, dat wil zeggen: niet bespotten, niet vloeken. Het vierde
gebod: Je moet elke week één dag besteden aan mij, God, als herinnering. Dat is
de sabbat (letterlijk betekent dat woord ‘rustdag’). Daarop mag je niet werken.
(daar komt de zondagsrust oorspronkelijk vandaan, iets wat bij de zondagse winkelopening
een rol speelde. Bij de joden overigens de zaterdag). En het vijfde gebod
handelt over de eerbied voor de ouders: Eer je vader en je moeder. En min of
meer dreigend wordt er nog aan toegevoegd: dan zul je lang leven in dat
beloofde land dat je van Mij, God, krijgt. Dit zijn de eerste vijf, geschreven
op de linkerzijde van de stenen. De tweede helft van de tien geboden bestaat
uit heel korte, maar krachtige voorschriften: Je hoort niet te doden, je hoort
niet te scheiden, je hoort niet te stelen, je hoort niet te liegen en je hoort
niet te willen hebben wat een ander toebehoort. Dat zijn ze, kort samengevat.
Allemaal dus heel duidelijke leefregels om een maatschappij goed te laten
functioneren. In een lang soort van wetboek wordt vervolgens alles nog eens
pietluttig uitgewerkt, bijvoorbeeld over wat je wel of niet mag eten, of iets
kosher (rein) is of niet. Heel het leven wordt in regels vastgelegd, tot in
details. Voor veel orthodoxe joden gelden die regels nog altijd. In de
christelijke kerken is men gewoonlijk van mening dat veel van die voorschriften
tijdgebonden zijn. Maar toch vormen ze nog steeds de basis van onze
samenleving, met name dan de Tien Geboden.
Je vraagt je af hoe dat allemaal opgeschreven kon worden. Veel zal wel
later, toen het volk in Palestina een eigen staat had gevormd, bedacht en
opgeschreven zijn. Het is toen Mozes waarschijnlijk min of meer in de mond
gelegd en aan de openbaring van zijn god op de Sinaï toegeschreven. Om het meer
goddelijk gezag te geven.
Maar Mozes ontvangt op die berg volgens het verhaal nog meer. Heel
belangrijk is het ontwerp dat hij krijgt om een tempel te maken. Een draagbare
tempel, die de Israëlieten op hun tocht door de woestijn kunnen meenemen. Een
bouwpakket avant la lettre. Het is een grote tent, die uit twee delen bestaat,
met eromheen een hek en met binnen dat hek een plek voor offers. Ze lijkt een
beetje op onze legertenten. Deze tent heeft een voorgedeelte, het heilige,
en een achterdeel, het heilige der heiligen. Beide delen zijn gescheiden
door een gordijn, het voorhangsel. Dat komen we later in Mattheuspassion
weer tegen als Jezus sterft aan het kruis. In het heilige der heiligen staat
een kist, met twee grote vergulde engelen erop; de toppen van hun vleugels
raken elkaar. In die kist liggen die twee grote stukken steen die Mozes meenam,
een kruikje met manna en later ook de houten staf van Aäron. De naam van die
kist, waaraan twee draagstokken zijn bevestigd, luidt de ark of de verbondskist.
Inderdaad dezelfde naam als de boot van Noach, en dat is niet toevallig. Deze
ruimte is alleen toegankelijk voor de opperpriester of hogepriester, in dit
geval de broer van Mozes, Aäron. Hij mag er eenmaal per jaar komen en giet dan
plechtig uit een schaal bloed van een bokje over die kist. Daarmee wil hij
laten zien dat de mensen zich met God verzoenen. Boven deze ruimte hangt buiten
de tent altijd de wolk, als teken dat in dat heilige der heiligen God zelf
woont. In de andere wat grotere ruimte, het heilige, staat een tafel met
broden, een zevenarmige kandelaar, de Menorah, die altijd brandt en een altaar
waar een priester offers (=geschenken) aan god kan brengen.
Buiten in de voorhof mogen de gelovigen komen om te offeren op een
groot altaar.
Hoe dat allemaal verloopt, is ook heel nauwkeurig beschreven. Zo nauwkeurig
dat het waarschijnlijk de beschrijving is van toen er veel later een echte
tempel was gebouwd, in Jeruzalem.
De indeling in drieën, voorhof, heilige en heilige der heiligen, is niet zo
origineel. In bijna alle culturen en godsdiensten heeft een tempel die
driedeling. In oude kerken kun je haar nog herkennen: het voorportaal, als je
binnenkomt; het grote schip, waar de mensen zitten en het koor waar het altaar
staat en het ritueel zich afspeelt.
Als je ooit weer in Amsterdam komt, kun je in het Bijbels Museum aan de
Herengracht een wereldberoemde replica zien van die tabernakel. (zo heet die
tent).
Mozes krijgt dus van God zelf op die heilige berg een blauwdruk voor het dagelijks
leven, voor als ze eenmaal in het beloofde land zullen zijn aangekomen.
In totaal blijft het volk ongeveer twee jaar daar aan de voet van de berg
wonen. Daarna trekt het verder het onbekende tegemoet. Uiteindelijk komen de
Israëlieten aan bij de zuidwest grens van wat nu Israël heet. Ze staan te
trappelen om het land binnen te trekken en sturen twaalf verspieders de grens
over om te kijken of ze het land kunnen binnentrekken en veroveren. Na enige
tijd komen die terug, helemaal van slag. "Het is er prachtig. Maar we
hebben reuzen gezien; dit land zullen we nooit kunnen veroveren. Ach, waren we
maar in Egypte gebleven. Nu zitten we hier en wat moeten we nu!" Dat
hadden ze niet moeten zeggen!
Het wordt beschouwd als opstand tegen de wil van de God van Mozes, die
immers het beste met hen voor heeft.
Mozes moet daarop van zijn God de mensen vertellen, dat als straf op
deze ongehoorzaamheid niemand van hen het beloofde land zal bereiken. Zij niet,
Mozes niet, alleen hun kinderen en de beoogd opvolger van Mozes, Jozua. Het
gevolg is dat ze nog een hele generatie in de woestijn zullen moeten
doorbrengen, achtendertig jaar. Maar dat weten ze nu nog niet. Nu is er alleen
de onzekerheid en de proef om toch te vertrouwen op de belofte van God. Totaal
heeft de woestijntocht zo wel veertig jaar geduurd.
En telkens is er daarna weer gemor, dat steevast als ongeloof aan de
belofte van hun God wordt beschouwd. Er is bijvoorbeeld zelfs een heuse opstand
tegen de leiding van Mozes. Het duurt de mensen te lang. Die opstand wordt weer
uitgelegd als een verzet tegen de leiding van God. Dat zullen ze weten! De
leiders van de opstandelingen sterven een vreselijke dood: de aarde splijt open
en ze verdwijnen in de diepte.
En zo trekt het volk langzaam maar zeker verder op zijn jarenlange tocht
door de woestijn. Tot de veertig jaar voorbij zijn.
Daarover in de volgende brief.
Meindert