vrijdag 11 oktober 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen: Brief 18

Lieve kinderen.

Als je nog eens in een oude kerk komt en wat rondkijkt, dan zul je tien tegen één ergens tegen een stenen muur grote houten borden met teksten ontdekken. Dat zijn zogenaamde ‘tiengebodenborden’. Ze verwijzen naar de brokken steen die Mozes de berg afzeulde en waarop zijn god eigenhandig tien geboden of voorschriften had geschreven. Die geboden lijken overigens wel erg veel op regels en wetten uit onder andere Mesopotamië, uit de tijd nog voordat Mozes ze zou hebben gekregen. Er zal dus wel een verband en een onderlinge afhankelijkheid bestaan. Maar welke het eerst was? Wie zal het zeggen. In elk geval ondergraaft dat het historisch karakter van dit verhaal, dat zich afspeelt bij de berg Horeb of Sinaï. Sterker nog, nader onderzoek heeft uitgewezen, dat er nergens in de geschiedenis melding gemaakt wordt van een volk dat of een grote groep mensen die in Egypte onderdrukt is en daarna gevlucht. Geen historisch betrouwbaar feit dus! Dat is ook niet zo erg. Het maakt eens te meer duidelijk hoe waarheid en vertelling in de bijbel door elkaar heen lopen. En dat het niet om een geschiedenisverslag gaat, zoals wij dat nu kennen.

Mozes krijgt dus op een wonderbaarlijke manier boven op de heilige berg van God zelf de tekst van de Tien Geboden. De hamvraag: Hoe luiden nu die tien geboden en wat staat er in? Daarover nu.
Een aantal is meer statement dan gebod. Zoals de eerste. Daarin zegt de god van Mozes: Ik ben jouw God. Ik heb jou en je volk uit Egypte gered en breng je naar een land van melk en honing. En het volgende gebod luidt: Je mag geen andere goden aanbidden en vereren. Ook verbied ik je een beeld van God te maken en dat te aanbidden. Het derde is het bekende: Je mag de naam van God niet ijdel gebruiken, dat wil zeggen: niet bespotten, niet vloeken. Het vierde gebod: Je moet elke week één dag besteden aan mij, God, als herinnering. Dat is de sabbat (letterlijk betekent dat woord ‘rustdag’). Daarop mag je niet werken. (daar komt de zondagsrust oorspronkelijk vandaan, iets wat bij de zondagse winkelopening een rol speelde. Bij de joden overigens de zaterdag). En het vijfde gebod handelt over de eerbied voor de ouders: Eer je vader en je moeder. En min of meer dreigend wordt er nog aan toegevoegd: dan zul je lang leven in dat beloofde land dat je van Mij, God, krijgt. Dit zijn de eerste vijf, geschreven op de linkerzijde van de stenen. De tweede helft van de tien geboden bestaat uit heel korte, maar krachtige voorschriften: Je hoort niet te doden, je hoort niet te scheiden, je hoort niet te stelen, je hoort niet te liegen en je hoort niet te willen hebben wat een ander toebehoort. Dat zijn ze, kort samengevat.
Allemaal dus heel duidelijke leefregels om een maatschappij goed te laten functioneren. In een lang soort van wetboek wordt vervolgens alles nog eens pietluttig uitgewerkt, bijvoorbeeld over wat je wel of niet mag eten, of iets kosher (rein) is of niet. Heel het leven wordt in regels vastgelegd, tot in details. Voor veel orthodoxe joden gelden die regels nog altijd. In de christelijke kerken is men gewoonlijk van mening dat veel van die voorschriften tijdgebonden zijn. Maar toch vormen ze nog steeds de basis van onze samenleving, met name dan de Tien Geboden.

Je vraagt je af hoe dat allemaal opgeschreven kon worden. Veel zal wel later, toen het volk in Palestina een eigen staat had gevormd, bedacht en opgeschreven zijn. Het is toen Mozes waarschijnlijk min of meer in de mond gelegd en aan de openbaring van zijn god op de Sinaï toegeschreven. Om het meer goddelijk gezag te geven.

Maar Mozes ontvangt op die berg volgens het verhaal nog meer. Heel belangrijk is het ontwerp dat hij krijgt om een tempel te maken. Een draagbare tempel, die de Israëlieten op hun tocht door de woestijn kunnen meenemen. Een bouwpakket avant la lettre. Het is een grote tent, die uit twee delen bestaat, met eromheen een hek en met binnen dat hek een plek voor offers. Ze lijkt een beetje op onze legertenten. Deze tent heeft een voorgedeelte, het heilige, en een achterdeel, het heilige der heiligen. Beide delen zijn gescheiden door een gordijn, het voorhangsel. Dat komen we later in Mattheuspassion weer tegen als Jezus sterft aan het kruis. In het heilige der heiligen staat een kist, met twee grote vergulde engelen erop; de toppen van hun vleugels raken elkaar. In die kist liggen die twee grote stukken steen die Mozes meenam, een kruikje met manna en later ook de houten staf van Aäron. De naam van die kist, waaraan twee draagstokken zijn bevestigd, luidt de ark of de verbondskist. Inderdaad dezelfde naam als de boot van Noach, en dat is niet toevallig. Deze ruimte is alleen toegankelijk voor de opperpriester of hogepriester, in dit geval de broer van Mozes, Aäron. Hij mag er eenmaal per jaar komen en giet dan plechtig uit een schaal bloed van een bokje over die kist. Daarmee wil hij laten zien dat de mensen zich met God verzoenen. Boven deze ruimte hangt buiten de tent altijd de wolk, als teken dat in dat heilige der heiligen God zelf woont. In de andere wat grotere ruimte, het heilige, staat een tafel met broden, een zevenarmige kandelaar, de Menorah, die altijd brandt en een altaar waar een priester offers (=geschenken) aan god kan brengen.
Buiten in de voorhof mogen de gelovigen komen om te offeren op een groot altaar.
Hoe dat allemaal verloopt, is ook heel nauwkeurig beschreven. Zo nauwkeurig dat het waarschijnlijk de beschrijving is van toen er veel later een echte tempel was gebouwd, in Jeruzalem.
De indeling in drieën, voorhof, heilige en heilige der heiligen, is niet zo origineel. In bijna alle culturen en godsdiensten heeft een tempel die driedeling. In oude kerken kun je haar nog herkennen: het voorportaal, als je binnenkomt; het grote schip, waar de mensen zitten en het koor waar het altaar staat en het ritueel zich afspeelt.
Als je ooit weer in Amsterdam komt, kun je in het Bijbels Museum aan de Herengracht een wereldberoemde replica zien van die tabernakel. (zo heet die tent).
Mozes krijgt dus van God zelf op die heilige berg een blauwdruk voor het dagelijks leven, voor als ze eenmaal in het beloofde land zullen zijn aangekomen.

In totaal blijft het volk ongeveer twee jaar daar aan de voet van de berg wonen. Daarna trekt het verder het onbekende tegemoet. Uiteindelijk komen de Israëlieten aan bij de zuidwest grens van wat nu Israël heet. Ze staan te trappelen om het land binnen te trekken en sturen twaalf verspieders de grens over om te kijken of ze het land kunnen binnentrekken en veroveren. Na enige tijd komen die terug, helemaal van slag. "Het is er prachtig. Maar we hebben reuzen gezien; dit land zullen we nooit kunnen veroveren. Ach, waren we maar in Egypte gebleven. Nu zitten we hier en wat moeten we nu!" Dat hadden ze niet moeten zeggen!
Het wordt beschouwd als opstand tegen de wil van de God van Mozes, die immers het beste met hen voor heeft.  Mozes moet daarop van zijn God de mensen vertellen, dat als straf op deze ongehoorzaamheid niemand van hen het beloofde land zal bereiken. Zij niet, Mozes niet, alleen hun kinderen en de beoogd opvolger van Mozes, Jozua. Het gevolg is dat ze nog een hele generatie in de woestijn zullen moeten doorbrengen, achtendertig jaar. Maar dat weten ze nu nog niet. Nu is er alleen de onzekerheid en de proef om toch te vertrouwen op de belofte van God. Totaal heeft de woestijntocht zo wel veertig jaar geduurd.
En telkens is er daarna weer gemor, dat steevast als ongeloof aan de belofte van hun God wordt beschouwd. Er is bijvoorbeeld zelfs een heuse opstand tegen de leiding van Mozes. Het duurt de mensen te lang. Die opstand wordt weer uitgelegd als een verzet tegen de leiding van God. Dat zullen ze weten! De leiders van de opstandelingen sterven een vreselijke dood: de aarde splijt open en ze verdwijnen in de diepte.
En zo trekt het volk langzaam maar zeker verder op zijn jarenlange tocht door de woestijn. Tot de veertig jaar voorbij zijn.

Daarover in de volgende brief.
Meindert



Geen opmerkingen:

Een reactie posten