Lieve
kinderen.
Egypte ligt
dus achter, de woestijn vòòr hen. Wat zal de toekomst brengen? Ze zijn met
velen, ruim honderdduizend vluchtelingen, mannen, vrouwen, kinderen en vee. Het
duurt niet lang of het eten dat ze op hun vlucht hebben meegenomen, raakt op.
En dan beginnen ze te klagen en te morren: "Waren we maar bij de
vleespotten in Egypte gebleven. Dààr hadden we tenminste te eten!" Het leiderschap van Mozes wankelt. Dan
hoort hij in zich weer die Stem. Die zegt hem wat hij moet doen, hoe hij de mensen
op de been kan houden. Geen eten? Wel, op een avond strijken er grote zwermen
vogels, kwartels, neer in de buurt van het kampement. Vlees te over. En dat
gebeurt met regelmaat.
Geen eten?
Wel, op een morgen ligt de bodem rond het kampement bezaaid met witte korrels.
"Wat is dat?" vragen de mensen. In het Hebreeuws: "Mah na."
Vandaar dat deze korrel voortaan manna
heet. De korrels blijken een goede grondstof voor meel. Men kan er brood van
maken en nog veel meer en het smaakt naar honingkoek. "Het zal iedere dag
vallen", zegt Mozes. "Alleen niet in het weekend, dan moet je een
kleine voorraad voor twee dagen aanleggen. Wie teveel neemt, zal ontdekken dat
het teveel verschimmelt en dat er maden in kruipen." En zo moeten ze elke
dag maar weer vertrouwen dat hun God hen te eten geeft...
Geen water?
Mozes gaat hen voor. Hij kent de woestijn. Bij een hoge, steile rotswand blijft
hij staan en slaat met zijn stok tegen een verkleuring in het gesteente. Er
komt water uit de rots stromen. Nog steeds kun je de deuken in de rots zien
waar hij dat wonder zou hebben gedaan... Het is overigens een bekend natuurverschijnsel.
En zo trekt
de grote karavaan steeds dieper de woestijn in. Waarheen? Een grote wolk trekt
voor hen uit en wijst de weg. 's Nachts blijft ze als een lichtende wachter
achter hen staan.
Intussen
ontmoeten ze ook weer Jetro, de schoonvader van Mozes. Hij geeft het volk een
aantal goed bedoelde adviezen.
Dan op een
dag komen ze bij de berg Horeb in het zuiden van de Sinaïwoestijn. Nog steeds
is dat een heilige plek. Daar bij die berg gebeurt iets bijzonders.
Mozes kondigt
aan dat hij de berg zal beklimmen om zijn god te ontmoeten. Het volk moet intussen
eerbiedig wachten in de vlakte. Het moet zich voorbereiden op de ontmoeting met
God. Intussen bliksemt en dondert het van jewelste. En langzaam verdwijnt Mozes
al klimmend uit het zicht. Boven aangekomen hoort hij weer die Stem.
"Luister, ik geef je mijn geboden en instructies hoe je een heiligdom moet
bouwen."
Ik citeer nu
weer een gedeelte uit de bijbel zelf. Het is wat langer, maar heel duidelijk
wordt nu hoe in de oosterse vertelkunst de spanning wordt opgebouwd, onder
andere door de herhalingen: <Toen
Mozes zo lang op de berg bleef en maar niet terugkwam, liep het volk te hoop.
Ze zeiden tegen Aäron: ‘Maak toch een god voor ons die ons verder kan leiden!
Wij weten niet wat er met die Mozes is gebeurd, die ons uit Egypte heeft
gehaald.’ ‘Ruk jullie vrouwen, zonen en dochters de gouden oorringen dan maar
af,’ antwoordde Aäron, ‘en breng die bij me.’ Alle Israëlieten rukten hun
gouden oorringen af en brachten die naar Aäron. Hij smolt de ringen, goot het
goud in een vorm en maakte er een stierenbeeld van. Het volk riep: ‘Israël, dit
is je god! De god die je uit Egypte heeft gehaald!’ Toen Aäron dat zag, bouwde
hij voor het beeld een altaar en kondigde aan: ‘Morgen is er een feest voor de
Heer.’ De volgende ochtend brachten zij brandoffers en offers voor de heilige
maaltijd. Daarna gingen ze zitten om te eten en te drinken. Het werd een
losbandig feest.
De Heer zei tegen Mozes:
‘Ga onmiddellijk terug! Het volk dat jij uit Egypte hebt gehaald, heeft het
verbond verbroken. Ze hebben de regels die ik hun gegeven heb, nu al naast zich
neergelegd. Ze hebben een stierenbeeld gegoten en zich ervoor neergebogen, ze
hebben het offers gebracht! Ze hebben geroepen: Israël, dit is je god! De god die je uit Egypte heeft gehaald!’ En de Heer
vervolgde: ‘Ik weet hoe koppig dit volk is. Daarom, houd me niet tegen als ik
in woede tegen hen losbarst. Ik zal hen vernietigen. Maar van jou en je
nakomelingen zal ik een groot volk maken.’ Mozes probeerde de Heer, zijn God,
milder te stemmen: ‘Heer, waarom zou u woedend zijn op uw volk? U hebt hen uit
Egypte weggehaald, u hebt laten zien hoe machtig en sterk u bent. Waarom zou u
de Egyptenaren met hen laten spotten? Wees
niet langer woedend, breng dit onheil niet over uw volk. Denk aan uw dienaren
Abraham, Isaäk en Jakob! U hebt plechtig beloofd hun zoveel nakomelingen te
geven als er sterren aan de hemel zijn. U hebt gezworen die nakomelingen het
beloofde land voor altijd in bezit te geven.’ Toen kreeg de Heer spijt van het
onheil waarmee hij zijn volk bedreigd had.>
Het is toch een
schitterend staaltje (joodse) dialoog.
Ook een beetje onlogisch, want die geboden en voorschriften, hebben ze nog niet
eens gekregen; die is Mozes nou juist aan het halen! Maar goed, in een verhaal
kan alles. Maar het is wel een aanwijzing over het al dan niet historisch
waarheidsgehalte van een en ander. Sterker, bij nader onderzoek blijkt er in de
officiële geschiedschrijving uit die tijden niets te ontdekken van een verblijf
in Egypte of een tocht door de woestijn. Het is dan ook wat we wel noemen een
'geloofshistorie'.
Mozes gaat
naar beneden. In zijn handen houdt hij twee grote, platte stukken steen waarop
staat geschreven wat De Stem hem heeft gezegd. In het dal aangekomen ziet hij
het bacchanaal rond het gouden kalf en barst in woede uit, smijt de stenen stuk
tegen de grond. De aanstichters worden ter plekke te dood gebracht. Het gouden
kalf in het vuur gegooid.
Mozes trekt
zich weer op de berg terug en komt met twee nieuwe stenen weer naar beneden. De
Israëlieten zien hoe zijn gezicht glanst. Hij heeft immers God gezien! Hij wel.
Maar zìj krijgen te horen dat zij alleen God zullen zien, als deze al is voorbijgegaan,
van achteren, op de rug dus. Niemand heeft ooit God gezien, het Heiligste wat
er maar bestaat.
Na allerlei
heilige handelingen trekt het volk vervolgens verder op weg naar het land dat
hen is beloofd, het land van hun voorouders. Op weg naar het 'beloofde land',
het land van melk en honing, zoals het al gauw gaat heten.
Maar eerst
kijken we nog even naar wat er op die twee stenen stond, die ze ook meenemen.
Daarover de
volgende keer.
Veel liefs
jullie vadertje
P.S. Nu weet
je ook weer waar dat Gouden Kalf naar verwijst, dat bijvoorbeeld op het
Utrechts Filmfestival te pronken staat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten