zondag 14 juli 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen: Brief 14

Lieve kinderen.

Jacob is dus in het verre Noorden in dienst van zijn oom Laban. Hij heeft twee vrouwen, Lea en Rachel, en naar oosters gebruik ook een paar bijvrouwen. In totaal krijgt hij bij al die vrouwen dertien kinderen: twaalf zonen en één dochter, Dina. Dat getal twaalf is belangrijk, we zullen het nog vaker tegenkomen. Denk bijvoorbeeld maar de zogenaamde twaalf stammen (provincies of landstreken) van Israël, die nog steeds bestaan, en aan de twaalf leerlingen van Jezus. Dat is niet toevallig. Twaalf is een heilig getal. Rachel is zijn lievelingsvrouw en zij krijgt twee kinderen, de oudste is Jozef en de jongste, die pas wordt geboren als Jacob weer thuis in Israël is, heet Benjamin. Ik bespaar je alle andere namen van de kinderen. Alleen, de alleroudste heet Ruben. Die zullen we nog tegenkomen.

Terug naar het verhaal. Jacob wil eindelijk wel eens naar huis. Hij heeft heimwee en genoeg van zijn slimme oom voor wie hij ruim 14 jaar heeft gewerkt. Weet je nog: dat was de betaling voor de twee vrouwen, Lea en Rachel. Eigenlijk: de bedrieger bedrogen. Maar die wil zijn goedkope werkkracht niet graag kwijt en laat hem niet gaan. Op een goede of kwade dag pakt Jacob zijn spullen en gaat er vandoor. Zijn vrouwen, kinderen, slaven, een grote kudde vee en allerlei bezittingen neemt hij mee. Maar Rachel heeft stiekem ook een paar godenbeeldjes van huis meegepikt. Dat had ze niet moeten doen! Laban is woest, als hij het onverwachte vertrek van zijn neef ontdekt en wordt nog kwader als hij zijn huisgodjes mist. Er achter aan dus. Jacob wast zijn handen in onschuld; hij weet niets van de beeldjes. Laban mag van hem alles doorzoeken. Dat gebeurt dus. Maar als deze bij Rachel komt en haar tent en kameel wil inspecteren, zegt zij dat ze ongesteld is geworden en niet kan opstaan van de kameel waarop ze zit. Laban respecteert haar, maar ontdekt daarom ook niet, dat zij de godenbeeldjes in het zadel van de kameel heeft verstopt; ze zit er boven op. Laban intussen gaat wel af, dat begrijp je wel. Want de beschuldiging van diefstal blijkt niet terecht en Jacob gaat vrijuit, hoewel ten onrechte. Maar dat weten wíj alleen. En de verteller suggereert: God weet het ook. Ze verzoenen zich en Jacob krijgt toestemming naar zijn vader Izaäk terug te keren.
Maar we zijn er nog niet. Er komt bericht, dat zijn tweelingbroer Esau, die hij heeft bedrogen, met een grote karavaan in zijn richting optrekt. Dat kan alleen maar wraak en ellende betekenen. Jacob verdeelt zijn karavaan in twee delen. Door ze te splitsen probeert hij in elk geval één gedeelte te redden voor de wraak van Esau. Hij stuurt elk gedeelte en zijn gezinsleden vooruit, maar blijft zelf achter bij een rivier. Alleen.

Dan gebeurt er iets bijzonders. In die nacht wordt Jacob aangevallen door een onbekende, die met hem gaat vechten. Als die het niet van hem kan winnen, geeft hij Jacob een klap op zijn heup, waardoor hij voortaan mank zal lopen. Jacob hinkepoot. Jacob grijpt hem vast en vraagt hem naar zijn naam. Jacob: "Wie bent u?" De onbekende: "Dat zeg ik niet." Jacob:  "Ik laat u niet los voor u mij uw naam geeft." De man: "Nee, ik geef jou een nieuwe naam en die luidt: Israël." (Israël betekent: God met ons). Dan verdwijnt tegen het ochtendgloren de onbekende man. Jacob is diep onder de indruk en geeft die plek ook een naam: Pniël, wat betekent: het gezicht van God.
Wie was het? Een engel? God? Zijn andere ik? Was het een droom? De meeste Joden en Christenen beschouwen dit verhaal van het gevecht van 'Jacob met de engel' als een van de belangrijkste verhalen uit het Oude Testament. Het is in de kunst talloze malen uitgebeeld. En tegelijk weten wij nu ook waar de naam Israël vandaan komt en wat het betekent.

Eind goed, al goed. Als Jacob de volgende dag Esau ontmoet, valt deze hem in de armen, zo blij is hij dat hij zijn broer terugziet. Van wrok of wraak is geen sprake. Ze wisselen geschenken uit en spreken af dat elk een eigen landstreek zal bewonen. Jacob het huidige Zuid-Israël, Esau het gebied ten zuiden van de Dode Zee, Edom.
Jacob trekt daarna verder richting zuiden. Rachel krijgt vlak voor hij thuis komt nog een zoon, Benjamin, maar ze sterft zelf in het kraambed. Jacob ziet zijn oude vader nog terug voordat die op 180 jarige leeftijd sterft. Hij is nu de stamhouder en moet een grote familie met twaalf zonen en een dochter in het gareel zien te houden. Dat zal hem nog niet meevallen. zoals we zullen zien.
En daarmee zijn we gekomen in een nieuwe fase van de geschiedenis van het volk Israël, namelijk die van Jozef en het verblijf van de twaalf zonen van Jacob met hun gezinnen, slaven en vee in Egypte. Het zal de eerste keer zijn dat de Israëlieten Egypte binnentrekken.
Maar daarover zullen we het een volgende keer hebben.
Voorlopig rusten ook wij even uit, tot na de zomer.


Veel liefs, Meindert 

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen: Brief 13

Lieve kinderen.

De verhalen die nu volgen, horen tot de mooiste en bekendste uit het Oude Testament. Het zijn ook mooie voorbeelden van typisch oosterse vertelkunst.
In de beleving van veel mensen vormen de verhalen van Abraham, Izaäk en Jacob ook het begin van de geschiedenis van het volk Israël. Een begin overigens dat historisch zeer discutabel is, maar waarin wel veel historische elementen in aanwezig zijn. Symbolisch dus.
Abraham, daarna zijn zoon Izaäk en als derde in de rij Jacob. Veel later heeft men het wel over de ‘god van Abraham, Izaäk en Jacob’. Zoon Izaäk trouwt met een mooi meisje, Rebecca, zoals we al zagen. Rebecca krijgt bij Izaäk twee kinderen, een tweeling. De oudste heet Esau en de jongste Jacob. We spreken echter meestal van Jacob en Esau, dus omgekeerd. Dat komt omdat uiteindelijk de jongste de belangrijkste is geworden. Dat is een thema dat wel vaker in de bijbel voorkomt: de tweede wordt de eerste. Twee broers, twee rivalen, twee voorvaders van grote rijken, die tenslotte tegenstanders zijn geworden: Israël en de omringende volken.
Eerst een prachtig verhaal.
Esau is de oudste, hij is de erfgenaam. Hij heeft het eerstgeboorterecht. Zijn jongere broer heeft het daarom niet met hem, is jaloers. Jacob loert op een kans om zijn broer een hak te zetten. Die komt op een keer als Esau moe en hongerig van de jacht thuiskomt. Hij ziet hoe broer Jacob heerlijke linzensoep heeft klaargemaakt. "Mag ik van dat rode daar, die linzensoep?" vraagt hij zijn broer. "Maar natuurlijk mag je iets. Alleen, je moet er wel iets in ruil voor teruggeven." "Wat dan?" "Jij de soep en ik het eerstgeboorterecht. Deal?" En zo gebeurt het. Maar daar zal Esau nog spijt van krijgen!

Vader Izaäk is oud en blind en zal, denkt hij, niet lang meer leven. Daarom roept hij op een morgen zijn oudste zoon Esau bij zich. "Ga in het veld op jacht en slacht wat je schiet, maak het voor mij klaar en kom dan bij mij, dan zal ik je mijn zegen geven." Het is de waarborg dat Esau alles zal erven. Maar moeder Rebecca heeft stiekem meegeluisterd. Ze is bang dat Jacob helemaal niks zal krijgen. Daarom roept ze Jacob, haar oogappel, bij zich. Ze bedenkt een list. "Je moet iets lekkers naar je vader brengen, en het vel van een bokje over de blote huid van je armen doen. Vader Jacob zal dan niet ontdekken dat jij niet Esau bent.” En zo gebeurt het. Jacob gaat naar zijn blinde vader en brengt hem het eten. Izaäk vertrouwt het niet. “Wat ben je snel terug. Kom dicht bij mij”, zegt hij en hij kust hem. "Je ruikt als Esau, maar je stem is die van Jacob, en ik voel de ruwheid van je huid  als van Esau. Ik zal je zegenen." Jacob knielt en ontvangt zo het eerstgeboorterecht, hij zal alles erven! Je voelt het al aankomen. Als Esau van de jacht thuiskomt, ontdekken hij en zijn vader dat ze bedrogen zijn. Voor Esau is er alleen nog een tweederangszegen. Maar de erfenis gaat zijn neus voorbij. Woest zijn ze. Rebecca helpt Jacob aan de wraak van zijn broer te ontsnappen. Hij vlucht naar waar zij vandaan komt, naar Haran, naar haar broer Laban. Daar in het verre noorden zal hij veilig zijn voor de lange armen van Esau's wraak. Jacob vertrekt schielijk.
Maar tijdens zijn eerste overnachting gebeurt er iets bijzonders. Hij droomt dat er vanuit de hemel een ladder is en dat op die ladder engelen naar boven klimmen en weer terug gaan. Boven aan de ladder staat God die zegt: "Je zult de vader van een groot volk worden." Met andere woorden, hij zal zijn vlucht met succes overleven. Jacob is zwaar onder de indruk en geeft die plaats een naam: Beth-el dat betekent: huis van God. Het is overigens de plaats waar later een tempel is gebouwd, zie brief vijf. Dus misschien is dit ladderverhaal wel een van de legendes die horen bij de stichtingsverhalen van die tempel. In elk geval, het begrip jakobsladder komt uit dit verhaal. Die ladder is een bekend symbool geworden in de christelijke en joodse religie. Zo’n ladder komt o.a. veel voor op oude iconen. Het is ook de naam van een mooie plant, zag ik laatst op de bloemetjesmarkt.

Na een lange reis komt Jacob in Haran. Weer hetzelfde. Bij de put buiten de stad ziet hij een mooi meisje. Het blijkt Rachel te zijn, zowaar de dochter van oom Laban. Díe wil hij hebben. Laban, ook niet gek, doet hem een voorstel: Als jij zeven jaar voor mij werkt, mag je mijn dochter trouwen. En zo gebeurt het ook. Jacob mag de dochter trouwen. Maar wat blijkt. Als zij in de huwelijksnacht haar sluier afdoet, is het niet Rachel, maar haar oudere zus Lea ‘met de fletse ogen’! De bedrieger bedrogen. "Tja”, zegt Laban, “ik heb twee dochters, en de oudste moet nu eenmaal eerst trouwen. Had ik dat niet gezegd? Je mag natuurlijk ook Rachel trouwen, dat heb ik je beloofd, maar pas als je nog eens zeven jaar voor mij werkt. Dat hadden we toch afgesproken…” En ook dat gebeurt. Zo heeft Jacob twee vrouwen, Lea tegen wil en dank, maar hij verwekt wel tien kinderen bij haar. En Rachel van wie hij houdt. Zij schenkt hem twee kinderen en sterft bij de laatste, maar dan zijn ze al weer terug in het land Israël. Eerst moet Jacob nog een geweldige klus van jaren arbeid volbrengen. Begrijpelijk dat hij na al die zware jaren weer terug wil.
Dat doet hij in de volgende brief.

Veel liefs
Meindert


P.S. Misschien valt je op dat ik vaak de zin ‘En zo gebeurt het’ gebruik. dat doe ik met opzet. In het oosters origineel wordt ook vaak met een herhaling gewerkt. Als om een soort van ritme in het vertellen aan te geven. Er zit ook iets in van: het is nu eenmaal onvermijdelijk zoals het gebeurt. 

zaterdag 6 juli 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen: Brief 12

Lieve kinderen.

We gaan verder met de avonturen van de belangrijkste aartsvader, Abraham. Weet je nog van die drie mannen die bij hem op bezoek kwamen? Het tweede deel van hun boodschap luidde: Sodom en Gomorra zullen verwoest worden. Daarover vertelde ik al. Maar daarvoor vertellen ze Abraham iets anders, namelijk: Je vrouw zal een zoon krijgen! “Dat kan niet”, sputtert hij tegen, “ze is al veel te oud!” Maar zijn vrouw Sara heeft stiekem meegeluisterd en lacht. De mannen horen dat en spreken haar bestraffend toe. “Voor God is niets onmogelijk”, zeggen ze. Dan gaan ze weg op weg naar Sodom. Abraham en Sara blijven in verwarring achter. En, o wonder, negen maanden later schenkt Sara het leven aan een zoon. Ze noemen hem Izaäk. Sara is dolgelukkig en roept het uit: “God maakt dat ik weer lachen kan.” Izaäk betekent dan ook: hij die lacht. Het blijft hun enige kind. Maar hij is wel de tweede stamhouder van een groot volk.
Maar Abraham is er nog niet. Hij moet nog een vreselijke proef doorstaan. Op een nacht zegt God tegen hem, dat hij de volgende dag met zijn enige zoon Izaäk op reis moet gaan. Zo gezegd, zo gedaan. Ze gaan samen op reis, maar Abraham zegt niet tegen hem waarheen en waarvoor. Zijn zoon vraagt hem nog waarom ze wel hout en vuur bij zich hebben, maar geen offerdier. "Ach", zegt Abraham, "daar zal God zelf wel voor zorgen." Hij weet drommels goed dat zijn zoon het offerdier zal zijn, maar zegt niets. Hij zwijgt. Op een berg aangekomen, bindt Abraham zijn zoon vast op een altaar, met de bedoeling hem te offeren, dat wil zeggen, hem terug geven aan God. Als hij het mes omhoog heft om de jongen te doden, klinkt de stem van engel: “Raak de jongen niet aan! Nu weet ik dat je ontzag voor mij hebt!” Op hetzelfde moment ontdekt hij een ram in de struiken, dat hij vervolgens offert. De engel roept nog een keer en zegt, dat hij veel nakomelingen zal krijgen, omdat hij zijn vertrouwen zo volledig op God heeft gesteld. Die engel is natuurlijk de boodschapper van God zelf. Het is een belangrijk verhaal in het joodse geloof: ’het offer van Izaäk’ oftewel, de binding van Izaäk. Talloze malen door kunstenaars uitgebeeld. Misschien ken je het bekende lied van Leonard Cohen op zijn cd Songs from a room, The story of Isaac met het begin: 'The door it opened slowly, my father he came in, I was nine years old'?

Sara sterft. Maar Abraham is zo slim geweest een stuk land te kopen, waar zij kan worden begraven. En zo gebeurt het ook. Het graf ligt ergens in de buurt van het huidige Hebron, waar men nog steeds haar (vermeende) graf vereerd. Belangrijk, omdat met zoveel woorden wordt gezegd, dat Abraham het land niet heeft veroverd, maar het wettelijk in bezit heeft gekregen! Als je nu een toeristische reis door Israël maakt, zul je zeker naar Makpela, de plaats van het graf, worden gebracht. Het ultieme van bewijs van orthodoxe joden dat het land Israël hun toekomt.

Nog even dit en dan komt het verhaal rond. Izaäk groeit natuurlijk ook op en er moet een vrouw voor hem gezocht. Maar wie komt daarvoor in aanmerking. Abraham heeft een lumineus idee. Hij herinnert zich nog zijn familie in Haran, weet je wel, waar ze vroeger hebben gewoond. Hij stuurt zijn oudste knecht erheen om een bruid te zoeken. In Haran aangekomen, rust hij uit bij de waterput buiten de stad. En je voelt het al, daar komt ook een knap meisje water halen. Hij biedt zijn hulp aan en zij geeft hem en al zijn kamelen water. Het is Rebecca, die nu aan Izaäk wordt uitgehuwelijkt. Hij neemt haar mee naar Palestina. Izaäk ziet haar al van verre en trouwt haar. Zo vindt hij troost voor het verlies van zijn moeder, staat er letterlijk. Heel menselijk.
We hebben nu dus twee echtparen: Abraham en Sara, en Izaäk en Rebecca. Abraham trouwt nog een keer en krijgt heel wat kinderen. Maar dat leidt allemaal af van de grote rode draad van het verhaal.

Tot zover de avonturen van Abraham, de eerste aartsvader. Hij zou wel 120 jaar oud zijn geworden.
De figuur van Izaäk is min of meer een tussenfiguur. Belangrijk zijn zijn zonen, Jacob en Esau. Maar daarover een volgende keer.

Veel liefs
Meindert