Lieve kinderen.
Jacob is dus in
het verre Noorden in dienst van zijn oom Laban. Hij heeft twee vrouwen, Lea en
Rachel, en naar oosters gebruik ook een paar bijvrouwen. In totaal krijgt hij
bij al die vrouwen dertien kinderen: twaalf zonen en één dochter, Dina. Dat
getal twaalf is belangrijk, we zullen het nog vaker tegenkomen. Denk
bijvoorbeeld maar de zogenaamde twaalf
stammen (provincies of landstreken) van Israël, die nog steeds bestaan, en aan
de twaalf leerlingen van Jezus. Dat
is niet toevallig. Twaalf is een heilig getal. Rachel is zijn lievelingsvrouw
en zij krijgt twee kinderen, de oudste is Jozef en de jongste, die pas wordt
geboren als Jacob weer thuis in Israël is, heet Benjamin. Ik bespaar je alle
andere namen van de kinderen. Alleen, de alleroudste heet Ruben. Die zullen we
nog tegenkomen.
Terug naar het
verhaal. Jacob wil eindelijk wel eens naar huis. Hij heeft heimwee en genoeg
van zijn slimme oom voor wie hij ruim 14 jaar heeft gewerkt. Weet je nog: dat
was de betaling voor de twee vrouwen, Lea en Rachel. Eigenlijk: de bedrieger
bedrogen. Maar die wil zijn goedkope werkkracht niet graag kwijt en laat hem
niet gaan. Op een goede of kwade dag pakt Jacob zijn spullen en gaat er
vandoor. Zijn vrouwen, kinderen, slaven, een grote kudde vee en allerlei
bezittingen neemt hij mee. Maar Rachel heeft stiekem ook een paar godenbeeldjes
van huis meegepikt. Dat had ze niet moeten doen! Laban is woest, als hij het
onverwachte vertrek van zijn neef ontdekt en wordt nog kwader als hij zijn
huisgodjes mist. Er achter aan dus. Jacob wast zijn handen in onschuld; hij weet
niets van de beeldjes. Laban mag van hem alles doorzoeken. Dat gebeurt dus.
Maar als deze bij Rachel komt en haar tent en kameel wil inspecteren, zegt zij
dat ze ongesteld is geworden en niet kan opstaan van de kameel waarop ze zit.
Laban respecteert haar, maar ontdekt daarom ook niet, dat zij de godenbeeldjes
in het zadel van de kameel heeft verstopt; ze zit er boven op. Laban intussen
gaat wel af, dat begrijp je wel. Want de beschuldiging van diefstal blijkt niet
terecht en Jacob gaat vrijuit, hoewel ten onrechte. Maar dat weten wíj alleen.
En de verteller suggereert: God weet het ook. Ze verzoenen zich en Jacob krijgt
toestemming naar zijn vader Izaäk terug te keren.
Maar we zijn er
nog niet. Er komt bericht, dat zijn tweelingbroer Esau, die hij heeft bedrogen,
met een grote karavaan in zijn richting optrekt. Dat kan alleen maar wraak en
ellende betekenen. Jacob verdeelt zijn karavaan in twee delen. Door ze te
splitsen probeert hij in elk geval één gedeelte te redden voor de wraak van
Esau. Hij stuurt elk gedeelte en zijn gezinsleden vooruit, maar blijft zelf
achter bij een rivier. Alleen.
Dan gebeurt er
iets bijzonders. In die nacht wordt Jacob aangevallen door een onbekende, die
met hem gaat vechten. Als die het niet van hem kan winnen, geeft hij Jacob een
klap op zijn heup, waardoor hij voortaan mank zal lopen. Jacob hinkepoot. Jacob
grijpt hem vast en vraagt hem naar zijn naam. Jacob: "Wie bent u?" De
onbekende: "Dat zeg ik niet." Jacob:
"Ik laat u niet los voor u mij uw naam geeft." De man:
"Nee, ik geef jou een nieuwe
naam en die luidt: Israël." (Israël betekent: God met ons). Dan verdwijnt
tegen het ochtendgloren de onbekende man. Jacob is diep onder de indruk en
geeft die plek ook een naam: Pniël, wat betekent: het gezicht van God.
Wie was het?
Een engel? God? Zijn andere ik? Was het een droom? De meeste Joden en Christenen
beschouwen dit verhaal van het gevecht van 'Jacob met de engel' als een van de
belangrijkste verhalen uit het Oude Testament. Het is in de kunst talloze malen
uitgebeeld. En tegelijk weten wij nu ook waar de naam Israël vandaan komt en
wat het betekent.
Eind goed, al
goed. Als Jacob de volgende dag Esau ontmoet, valt deze hem in de armen, zo
blij is hij dat hij zijn broer terugziet. Van wrok of wraak is geen sprake. Ze
wisselen geschenken uit en spreken af dat elk een eigen landstreek zal bewonen.
Jacob het huidige Zuid-Israël, Esau het gebied ten zuiden van de Dode Zee,
Edom.
Jacob trekt daarna
verder richting zuiden. Rachel krijgt vlak voor hij thuis komt nog een zoon, Benjamin,
maar ze sterft zelf in het kraambed. Jacob ziet zijn oude vader nog terug
voordat die op 180 jarige leeftijd sterft. Hij is nu de stamhouder en moet een
grote familie met twaalf zonen en een dochter in het gareel zien te houden. Dat
zal hem nog niet meevallen. zoals we zullen zien.
En daarmee zijn
we gekomen in een nieuwe fase van de geschiedenis van het volk Israël, namelijk
die van Jozef en het verblijf van de twaalf zonen van Jacob met hun gezinnen,
slaven en vee in Egypte. Het zal de eerste keer zijn dat de Israëlieten Egypte
binnentrekken.
Maar daarover
zullen we het een volgende keer hebben.
Voorlopig
rusten ook wij even uit, tot na de zomer.
Veel liefs,
Meindert
Geen opmerkingen:
Een reactie posten