zondag 14 juli 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen: Brief 13

Lieve kinderen.

De verhalen die nu volgen, horen tot de mooiste en bekendste uit het Oude Testament. Het zijn ook mooie voorbeelden van typisch oosterse vertelkunst.
In de beleving van veel mensen vormen de verhalen van Abraham, Izaäk en Jacob ook het begin van de geschiedenis van het volk Israël. Een begin overigens dat historisch zeer discutabel is, maar waarin wel veel historische elementen in aanwezig zijn. Symbolisch dus.
Abraham, daarna zijn zoon Izaäk en als derde in de rij Jacob. Veel later heeft men het wel over de ‘god van Abraham, Izaäk en Jacob’. Zoon Izaäk trouwt met een mooi meisje, Rebecca, zoals we al zagen. Rebecca krijgt bij Izaäk twee kinderen, een tweeling. De oudste heet Esau en de jongste Jacob. We spreken echter meestal van Jacob en Esau, dus omgekeerd. Dat komt omdat uiteindelijk de jongste de belangrijkste is geworden. Dat is een thema dat wel vaker in de bijbel voorkomt: de tweede wordt de eerste. Twee broers, twee rivalen, twee voorvaders van grote rijken, die tenslotte tegenstanders zijn geworden: Israël en de omringende volken.
Eerst een prachtig verhaal.
Esau is de oudste, hij is de erfgenaam. Hij heeft het eerstgeboorterecht. Zijn jongere broer heeft het daarom niet met hem, is jaloers. Jacob loert op een kans om zijn broer een hak te zetten. Die komt op een keer als Esau moe en hongerig van de jacht thuiskomt. Hij ziet hoe broer Jacob heerlijke linzensoep heeft klaargemaakt. "Mag ik van dat rode daar, die linzensoep?" vraagt hij zijn broer. "Maar natuurlijk mag je iets. Alleen, je moet er wel iets in ruil voor teruggeven." "Wat dan?" "Jij de soep en ik het eerstgeboorterecht. Deal?" En zo gebeurt het. Maar daar zal Esau nog spijt van krijgen!

Vader Izaäk is oud en blind en zal, denkt hij, niet lang meer leven. Daarom roept hij op een morgen zijn oudste zoon Esau bij zich. "Ga in het veld op jacht en slacht wat je schiet, maak het voor mij klaar en kom dan bij mij, dan zal ik je mijn zegen geven." Het is de waarborg dat Esau alles zal erven. Maar moeder Rebecca heeft stiekem meegeluisterd. Ze is bang dat Jacob helemaal niks zal krijgen. Daarom roept ze Jacob, haar oogappel, bij zich. Ze bedenkt een list. "Je moet iets lekkers naar je vader brengen, en het vel van een bokje over de blote huid van je armen doen. Vader Jacob zal dan niet ontdekken dat jij niet Esau bent.” En zo gebeurt het. Jacob gaat naar zijn blinde vader en brengt hem het eten. Izaäk vertrouwt het niet. “Wat ben je snel terug. Kom dicht bij mij”, zegt hij en hij kust hem. "Je ruikt als Esau, maar je stem is die van Jacob, en ik voel de ruwheid van je huid  als van Esau. Ik zal je zegenen." Jacob knielt en ontvangt zo het eerstgeboorterecht, hij zal alles erven! Je voelt het al aankomen. Als Esau van de jacht thuiskomt, ontdekken hij en zijn vader dat ze bedrogen zijn. Voor Esau is er alleen nog een tweederangszegen. Maar de erfenis gaat zijn neus voorbij. Woest zijn ze. Rebecca helpt Jacob aan de wraak van zijn broer te ontsnappen. Hij vlucht naar waar zij vandaan komt, naar Haran, naar haar broer Laban. Daar in het verre noorden zal hij veilig zijn voor de lange armen van Esau's wraak. Jacob vertrekt schielijk.
Maar tijdens zijn eerste overnachting gebeurt er iets bijzonders. Hij droomt dat er vanuit de hemel een ladder is en dat op die ladder engelen naar boven klimmen en weer terug gaan. Boven aan de ladder staat God die zegt: "Je zult de vader van een groot volk worden." Met andere woorden, hij zal zijn vlucht met succes overleven. Jacob is zwaar onder de indruk en geeft die plaats een naam: Beth-el dat betekent: huis van God. Het is overigens de plaats waar later een tempel is gebouwd, zie brief vijf. Dus misschien is dit ladderverhaal wel een van de legendes die horen bij de stichtingsverhalen van die tempel. In elk geval, het begrip jakobsladder komt uit dit verhaal. Die ladder is een bekend symbool geworden in de christelijke en joodse religie. Zo’n ladder komt o.a. veel voor op oude iconen. Het is ook de naam van een mooie plant, zag ik laatst op de bloemetjesmarkt.

Na een lange reis komt Jacob in Haran. Weer hetzelfde. Bij de put buiten de stad ziet hij een mooi meisje. Het blijkt Rachel te zijn, zowaar de dochter van oom Laban. Díe wil hij hebben. Laban, ook niet gek, doet hem een voorstel: Als jij zeven jaar voor mij werkt, mag je mijn dochter trouwen. En zo gebeurt het ook. Jacob mag de dochter trouwen. Maar wat blijkt. Als zij in de huwelijksnacht haar sluier afdoet, is het niet Rachel, maar haar oudere zus Lea ‘met de fletse ogen’! De bedrieger bedrogen. "Tja”, zegt Laban, “ik heb twee dochters, en de oudste moet nu eenmaal eerst trouwen. Had ik dat niet gezegd? Je mag natuurlijk ook Rachel trouwen, dat heb ik je beloofd, maar pas als je nog eens zeven jaar voor mij werkt. Dat hadden we toch afgesproken…” En ook dat gebeurt. Zo heeft Jacob twee vrouwen, Lea tegen wil en dank, maar hij verwekt wel tien kinderen bij haar. En Rachel van wie hij houdt. Zij schenkt hem twee kinderen en sterft bij de laatste, maar dan zijn ze al weer terug in het land Israël. Eerst moet Jacob nog een geweldige klus van jaren arbeid volbrengen. Begrijpelijk dat hij na al die zware jaren weer terug wil.
Dat doet hij in de volgende brief.

Veel liefs
Meindert


P.S. Misschien valt je op dat ik vaak de zin ‘En zo gebeurt het’ gebruik. dat doe ik met opzet. In het oosters origineel wordt ook vaak met een herhaling gewerkt. Als om een soort van ritme in het vertellen aan te geven. Er zit ook iets in van: het is nu eenmaal onvermijdelijk zoals het gebeurt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten