Lieve
kinderen
Deze keer
een uitstapje in verband met de naderende kerst. We verlaten dus even de
geschiedenis van het volk Israël. We laten de intocht en verovering van het
land Kanaän voor een aantal weken achter ons en maken een grote sprong in de
tijd. Van plm. 1000 jaar voor Christus tot aan het begin van de christelijke jaartelling.
Er is intussen natuurlijk veel gebeurd. Er is een staat Israël ontstaan, die door
de grote buurlanden is veroverd, een groot deel van de bevolking is
gedeporteerd en een kleiner deel teruggekomen. Maar dat komt allemaal nog. Je
moet je nu voorstellen dat er in het Midden Oosten een groot rijk is, het
Romeinse Rijk, met als hoofdstad Rome. Noord Afrika, Europa tot Nederland en
Engeland, Azië tot het huidige Iran, het is allemaal door de Romeinen veroverd
en overal liggen Romeinse garnizoenen, om de bevolkingen onder de duim te
houden. Alleen, de Romeinen had een slimme taktiek. Ze lieten toe, dat er toch
in al die veroverde landen een zekere zelfstandigheid was. Soms zelfs een soort
van zelfbestuur. Dat hield in elk geval in, dat men de eigen godsdienst mocht
behouden en dat er een eigen wetgeving was, maar ook, dat wel altijd het gezag
van de keizer in Rome moest worden erkend. Israël was dus bezet gebied. Aan het
hoofd stond een stadhouder, een vazal van Rome, en een deel van Israël was min
of meer een zelfstandig koninkrijkje, overigens wel onderhorig aan Rome. Over
dat koninkrijk regeerde de zeker bij jullie bekende koning Herodes. Allemaal
heel ingewikkeld.
Daar komt
nog iets heel belangrijks bij: in het Midden Oosten heerste een algemeen
gevoelen dat het einde der tijden op
handen was. Mensen verwachtten dat er een kosmische katastrofe zou komen en dat
er iemand zou worden geboren, die de wereld van de ondergang zou redden. Een
redder. De Romeinen geloofden dat hun keizer Augustus die redder was. Hij werd
zelfs als een godenzoon gezien.
Nou, in die
historische situatie speelt het verhaal van de geboorte van Jezus zich af. Deze
geschiedenis vormt als het ware de bedding van het verhaal, dat overigens een
aantal historische onwaarschijnlijkheden bevat. Maar ook hier geldt, net als
bij de verhalen uit het Oude Testament: ze zijn later opgeschreven en verteld
met de bedoeling om iets te verklàren, en niet als een historisch verslag.
Na deze wat
lange inleiding het verhaal.
Er is een
kinderloos gezin, de man heet Zacharias, zijn vrouw Elisabeth. Hij is een heel
verre nakomeling van Aäron (je weet wel, die broer van Mozes) en priester in de
tempel in Jeruzalem en heeft daar op een bepaald moment dienst. Zijn vrouw en
hij hebben al jaren hun god gebeden om een kind, maar al wat gebeurt, Elisabeth
raakt niet zwanger. Als Zacharias in de tempel aan het offeren is, verschijnt
er opeens een engel, Gabriël. Die spreekt namens God. De engel zegt hem dat
zijn God zijn gebed heeft gehoord en dat
zijn vrouw zwanger zal worden en dat zij een zoon zullen krijgen. Groot
ongeloof natuurlijk bjj Zacharias. Hoe kan dat nou! De engel geeft daarop een
teken als bewijs dat het waar is wat hij zegt: Zacharias zal tot de geboorte
niet kunnen spreken. Als hij na zijn dienst de tempel verlaat, is er grote
onrust onder de mensen. Wat is er binnen gebeurd? Elisbeth raakt na verloop van
tijd in verwachting en er wordt een kind geboren. ‘Hoe moet hij heten?’ vragen
de mensen aan Zacharias. Hij pakt een schrijfstif en schrijft de naam op een
leisteen. ‘Johannes zal hij heten.’ Direct daarna kan Zacharias weer spreken.
Ongeveer in
dezelfde tijd gebeurt er in het stadje Nazareth ook iets bijzonders. Daar woont
een vrouw, Maria; ze heeft trouwplannen met de timmerman uit het dorpje, Jozef.
Op een keer komt er een engel, weer Gabriël, bij haar en vertelt haar dat ze
een kind zal krijgen. ‘Ik heb toch geen omvang met een man’, werpt ze tegen. ‘Hoe
kan dat dan?’ De engel: ‘God zelf zal daarin voorzien.’ Ze blijkt later
zwanger. Jozef natuurlijk de pest in, hij voelt zich verraden en wil van haar
af. Maar weer komt de engel op bezoek, nu bij hem, in zijn dromen, en zegt hem
dat hij zich geen zorgen moet maken en dat God zelf de hand in een en ander
heeft. Het gevolg is dat Jozef Maria niet laat vallen. En dat is nogal wat.
Deze Jozef en Maria stammen trouwens in rechte lijn af van koning David, en zelfs
van Rachab, de prostituee die op de muur van Jericho woonde en gered werd.
Maar het
verhaal wordt nog wonderlijker. Maria en Elisabeth blijken familie, de eerste
de tante van de laatste. De zwangere nichten gaan bij elkaar op bezoek. Maria
gaat naar Elisabeth. Groot feest en wederzijdse herkenning en bemoediging.
Maria zingt een lied. Daarin komen de bekende woorden voor: ‘God heeft naar
zijn dienstmaagd omgezien; ik die niets waard was, wordt nu groot in zijn ogen.’
Het is een tekst die in veel kerstmuziek terugkeert. Maar ook een tekst die
teruggaat op het lied dat Mirjam indertijd bij de Rode Zee zong. Misschien
herinner je je dat nog wel, uit de 16e brief. Het is een klein voorbeeldje
van hoe er allerlei lijnen door deze verhalen lopen. Geen toevallige
verbindingen. Ze laten ook zien, dat waarschijnlijk veel van dergelijke
verhalen ‘bedacht’ zijn, theologisch geconstrueerd op een bedje van de geschiedenis.
Maar goed,
Johannes wordt geboren. Hij zal later de bekende Johannes de Doper worden, de
man die Jezus aankondigt en hem ook doopt. En zelfs wordt hij door Herodes onthoofd!
Maar
dat komt
allemaal nog wel.
Volgende
keer gaan we verder met kerst.
Meindert
Geen opmerkingen:
Een reactie posten