maandag 9 december 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen', Brief 23

Lieve kinderen

Deze keer een uitstapje in verband met de naderende kerst. We verlaten dus even de geschiedenis van het volk Israël. We laten de intocht en verovering van het land Kanaän voor een aantal weken achter ons en maken een grote sprong in de tijd. Van plm. 1000 jaar voor Christus tot aan het begin van de christelijke jaartelling. Er is intussen natuurlijk veel gebeurd. Er is een staat Israël ontstaan, die door de grote buurlanden is veroverd, een groot deel van de bevolking is gedeporteerd en een kleiner deel teruggekomen. Maar dat komt allemaal nog. Je moet je nu voorstellen dat er in het Midden Oosten een groot rijk is, het Romeinse Rijk, met als hoofdstad Rome. Noord Afrika, Europa tot Nederland en Engeland, Azië tot het huidige Iran, het is allemaal door de Romeinen veroverd en overal liggen Romeinse garnizoenen, om de bevolkingen onder de duim te houden. Alleen, de Romeinen had een slimme taktiek. Ze lieten toe, dat er toch in al die veroverde landen een zekere zelfstandigheid was. Soms zelfs een soort van zelfbestuur. Dat hield in elk geval in, dat men de eigen godsdienst mocht behouden en dat er een eigen wetgeving was, maar ook, dat wel altijd het gezag van de keizer in Rome moest worden erkend. Israël was dus bezet gebied. Aan het hoofd stond een stadhouder, een vazal van Rome, en een deel van Israël was min of meer een zelfstandig koninkrijkje, overigens wel onderhorig aan Rome. Over dat koninkrijk regeerde de zeker bij jullie bekende koning Herodes. Allemaal heel ingewikkeld.
Daar komt nog iets heel belangrijks bij: in het Midden Oosten heerste een algemeen gevoelen dat  het einde der tijden op handen was. Mensen verwachtten dat er een kosmische katastrofe zou komen en dat er iemand zou worden geboren, die de wereld van de ondergang zou redden. Een redder. De Romeinen geloofden dat hun keizer Augustus die redder was. Hij werd zelfs als een godenzoon gezien.
Nou, in die historische situatie speelt het verhaal van de geboorte van Jezus zich af. Deze geschiedenis vormt als het ware de bedding van het verhaal, dat overigens een aantal historische onwaarschijnlijkheden bevat. Maar ook hier geldt, net als bij de verhalen uit het Oude Testament: ze zijn later opgeschreven en verteld met de bedoeling om iets te verklàren, en niet als een historisch verslag.

Na deze wat lange inleiding het verhaal.
Er is een kinderloos gezin, de man heet Zacharias, zijn vrouw Elisabeth. Hij is een heel verre nakomeling van Aäron (je weet wel, die broer van Mozes) en priester in de tempel in Jeruzalem en heeft daar op een bepaald moment dienst. Zijn vrouw en hij hebben al jaren hun god gebeden om een kind, maar al wat gebeurt, Elisabeth raakt niet zwanger. Als Zacharias in de tempel aan het offeren is, verschijnt er opeens een engel, Gabriël. Die spreekt namens God. De engel zegt hem dat zijn God  zijn gebed heeft gehoord en dat zijn vrouw zwanger zal worden en dat zij een zoon zullen krijgen. Groot ongeloof natuurlijk bjj Zacharias. Hoe kan dat nou! De engel geeft daarop een teken als bewijs dat het waar is wat hij zegt: Zacharias zal tot de geboorte niet kunnen spreken. Als hij na zijn dienst de tempel verlaat, is er grote onrust onder de mensen. Wat is er binnen gebeurd? Elisbeth raakt na verloop van tijd in verwachting en er wordt een kind geboren. ‘Hoe moet hij heten?’ vragen de mensen aan Zacharias. Hij pakt een schrijfstif en schrijft de naam op een leisteen. ‘Johannes zal hij heten.’ Direct daarna kan Zacharias weer spreken.
Ongeveer in dezelfde tijd gebeurt er in het stadje Nazareth ook iets bijzonders. Daar woont een vrouw, Maria; ze heeft trouwplannen met de timmerman uit het dorpje, Jozef. Op een keer komt er een engel, weer Gabriël, bij haar en vertelt haar dat ze een kind zal krijgen. ‘Ik heb toch geen omvang met een man’, werpt ze tegen. ‘Hoe kan dat dan?’ De engel: ‘God zelf zal daarin voorzien.’ Ze blijkt later zwanger. Jozef natuurlijk de pest in, hij voelt zich verraden en wil van haar af. Maar weer komt de engel op bezoek, nu bij hem, in zijn dromen, en zegt hem dat hij zich geen zorgen moet maken en dat God zelf de hand in een en ander heeft. Het gevolg is dat Jozef Maria niet laat vallen. En dat is nogal wat. Deze Jozef en Maria stammen trouwens in rechte lijn af van koning David, en zelfs van Rachab, de prostituee die op de muur van Jericho woonde en gered werd.
Maar het verhaal wordt nog wonderlijker. Maria en Elisabeth blijken familie, de eerste de tante van de laatste. De zwangere nichten gaan bij elkaar op bezoek. Maria gaat naar Elisabeth. Groot feest en wederzijdse herkenning en bemoediging. Maria zingt een lied. Daarin komen de bekende woorden voor: ‘God heeft naar zijn dienstmaagd omgezien; ik die niets waard was, wordt nu groot in zijn ogen.’ Het is een tekst die in veel kerstmuziek terugkeert. Maar ook een tekst die teruggaat op het lied dat Mirjam indertijd bij de Rode Zee zong. Misschien herinner je je dat nog wel, uit de 16e brief. Het is een klein voorbeeldje van hoe er allerlei lijnen door deze verhalen lopen. Geen toevallige verbindingen. Ze laten ook zien, dat waarschijnlijk veel van dergelijke verhalen ‘bedacht’ zijn, theologisch geconstrueerd op een bedje van de geschiedenis.
Maar goed, Johannes wordt geboren. Hij zal later de bekende Johannes de Doper worden, de man die Jezus aankondigt en hem ook doopt. En zelfs wordt hij door Herodes onthoofd! Maar
dat komt allemaal nog wel.

Volgende keer gaan we verder met kerst.

Meindert

Geen opmerkingen:

Een reactie posten