Lieve kinderen.
Deze keer een wonderbaarlijk
verhaal met een soort van Swartzenegger in de hoofdrol.
Net als bij Maria en Jozef zijn
er twee mensen die geen kinderen kunnen krijgen. Een engel komt op bezoek en
kondigt de echtgenote aan dat er een kind zal komen. Alleen moet zij zich wel
aan een aantal regels houden: geen wijn drinken en alleen rein voedsel gebruiken.
Want het kind zal een bijzonder kind zijn, een aan God gewijde, oftewel een
Nazareeër. Het kind mag als teken daarvan zich nooit scheren. Net zoals nu de
orthodoxe joden. Wat later komt de engel weer bij hen op bezoek. Als ze die
eten willen geven, vraagt hij hen om het voedsel te offeren. Du moment dat het
vuur oplaait, verdwijnt de engel in de vuurkolom. Dan beseffen ze pas dat God
zelf aanwezig was en ze voelen zich heel bang en klein.
Het kind wordt geboren en heet
Simson, dat betekent zoiets als ‘zonnekind’. Simson blijkt een
vrouwenliefhebber. Hij trouwt met een meisje uit het land van de Filistijnen,
de huidige Gazastrook. De oervijand van de joden. De Filistijnen overheersen in
die tijd het hele land; ze zijn dus vijanden, tegenstanders. Zijn keus is niet
zo slim, maar (staat er verteld) God zelf had dat zo besloten. Zijn ouders
natuurlijk boos: ‘Waarom moet je nu juist een meisje uit het land van die
onbesneden Filistijnen kiezen!’
Onderweg naar de ouders van het
meisje wordt Simson door een leeuw aangevallen, maar hij doodt die met zijn
blote handen. Later, op weg naar de bruiloft, maakt hij een omweg naar de dode
leeuw. In het kadaver ontdekt hij een bijennest en Simson eet van de honing. Op
het bruiloftsfeest geeft hij de broers van zijn bruid een raadsel op:
Het is sterk en verslindt altijd.
Nu biedt het een maaltijd van zoetigheid.
‘Ra, ra, wat is dat?’ Met een
list en vrouwelijke slimheid ontfutselt zijn vrouw het antwoord en vertelt het
aan haar broers. Triomfantelijk geven zij de oplossing van het raadsel. Simson
heeft het bedrog direct door. Hij betaalt de overeengekomen beloning, maar
slaat de handlangers allemaal dood.
Nog weer later wil hij zijn vrouw
in Filistijnenland bezoeken, maar haar vader heeft haar alsnog aan een ander
uitgehuwelijkt. ‘Ik dacht dat je nooit meer terug zou komen en haar niet meer
wilde,’ zegt hij. ‘Neem mijn andere dochter toch!’ Maar Simson is woedend en
vangt driehonderd vossen. Hij bindt ze met de staarten aan elkaar, steekt die
in brand en jaagt ze de vruchtbare olijfgaarden en tuinen in. Alles gaat in
vlammen op. Vreselijk natuurlijk. De Filistijnen verbranden uit wraak zijn
vrouw en haar vader. Simson op zijn beurt vermoordt daarop een groot aantal
Filistijnen. Er is niets nieuws onder de zon. Zulke verhalen lezen we nog
steeds uit de binnenlanden van bv. India of Afghanistan.
Wraak! Als de Filistijnen Simson
vinden na een lange zoektocht, binden ze hem met touwen vast. Maar hij is zo
sterk, dat hij de touwen losscheurt. Moeiteloos. Zijn belagers slaat hij met
een ezelskaak die daar ergens ligt, dood.
Iets dergelijks vindt later
plaats als hij bij een prostituee op bezoek is en men hem probeert te pakken.
Hij rukt de poort van de stad los en neemt die mee op zijn schouders om hem ver
weg ergens te dumpen.
Maar dan gebeurt er iets.
Hij wordt verliefd op Delila, een
Filistijnse. Smoorverliefd en dat zal hem de kop kosten. Zij wordt belaagd door
haar landgenoten, die hun kans schhon zien: ‘Probeer toch te weten te komen hoe
het komt dat die Simson zo sterk is. We zullen je rijk belonen.’ Zo gezegd zo
gedaan. Als Simson bij haar komt, weet ze hem te verleiden tot onthulling van
het geheim. Hij zegt: ‘Als ik word vastgebonden met zeven verse pezen, die nog
niet zijn uitgedroogd, dan kan ik me niet meer bevrijden.’ Als hij ligt te
slapen, bindt ze hem op die manier loeistevig vast en roept: ‘Simson, daar heb
je de Filistijnen!’ Die stormen naar binnen, maar je voelt het al. Hij bevrijdt
zich met groot gemak. Hetzelfde gebeurt nog een keer, maar nu met
splinternieuwe touwen, en dan nog eens, maar dan door zijn lange haren in een
weefgetouw in te vlechten. Delila is in tranen. ‘Je houdt niet van me. Je hebt
me al drie keer bedrogen!’ En welke man
kan vrouwentranen weerstaan. Simson onthult zijn geheim: ‘Ik ben aan God
gewijd. Daarom scheer ik mijn hoofdhaar niet, al van kinds af aan. Als ik mijn
haren verlies, verlies ik al mijn kracht.’ Simson valt op haar schoot in slaap.
Je ziet het voor je. Een handlanger sluipt naar binnen en knipt zijn haren af.
Delila roept: ‘Daar heb je de Filistijnen!’ Simson wil zich losrukken, maar
zijn krachten zijn verdwenen. De Filistijnen stormen naar binnen, binden hem
vast, steken hem de ogen uit en leggen hem aan de ketting in hun hoofdstad,
Gad. In de gevangenis moet hij meel malen.
Niet lang daarna is er een groot
offerfeest in de stad. De koning laat Simson halen als oorlogsbuit en om te
laten zien wie de machtigste is: de God van Simson, die niets meer kan, of de
god van de Filistijnen. Simson wordt naar het grote plein gebracht en
tentoongesteld op het bordes van de tempel. De menigte is uitzinnig. Simson
fluistert tegen het jongetje dat hem moet geleiden: ‘Ik wil graag de zuilen van
de tempel voelen. Kun je mij er bij zetten?’ Zo gebeurt. Simson steunt met zijn
handen de zuilen van de tempel, één met zijn linkerhand en één met zijn
rechterhand. Intussen bidt hij in stilte tot God: ‘Geef mij nog eenmaal kracht
om mijn ogen te wreken. Hij zet zich schrap en duwt uit alle macht met beide handen
de zuilen uit elkaar, zodat de tempel instort. Het aantal slachtoffers is zeker
zo groot als hij in zijn hele leven heeft gemaakt.
De Filistijnen zijn definitief
verslagen! Zijn familie komt en begraaft hem bij zijn ouders.
Dit verhaal is een mooi voorbeeld
van de warrige en roerige tijden voordat er een koning in Palestina was. Simson
was natuurlijk een soort van roverhoofdman die raids tegen de Filistijnen
hield. Maar in het verhaal groeit hij uit tot een soort van Messiasfiguur, een
Nazareeër. Een geroepene.
Het verhaal is prachtig op muziek
gezet door onder andere Händel in het oratorium Samson. Ook in die kunst is hun
relatie talloze malen afgebeeld.
Wij zongen vroeger wel een liedje
met dit refrein:
Simson met je lange haren, niemand kan jou evenaren.
Simson wat is jouw geheim? Niemand krijgt je klein!
Simson met je lange haren, niemand kan jou evenaren.
Simson wat is jouw geheim? Niemand krijgt je klein!
De volgende keer nog een verhaal
uit deze periode en dan gaan we over naar het ontstaan van een koningschap.
tot dan
Meindert
Geen opmerkingen:
Een reactie posten