vrijdag 21 februari 2014

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen, Brief 28

Lieve kinderen.

In oude verhalen, zoals sprookjes en legendes, worden de hoofdfiguren vaak op een wonderlijke manier geboren. Meestal is er een vrouw die graag kinderen wil, maar dat gebeurt niet. Zij en en haar man bidden tot ze er bij neer vallen, maar er komt geen kind. Dan verschijnt er plotseling een engel van God of een wijze man, die ze een kind belooft. Ze krijgen vervolgens een naam voor het kind en de voorzegging dat het een bijzonder kind zal worden.
In dit geval is er een man, Elkana. Hij heeft twee vrouwen, Hanna en Peninna. Hij houdt het meest van Hanna, maar Peninna heeft kinderen en Hanna niet. Dat roept om problemen. Peninna zet Hanna met regelmaat te kakken. Die heeft het niet meer. Op een dag zit ze in een hoekje van de tempel te bidden. Eli, de hogepriester, ziet haar. Eerst denkt hij dat ze dronken is, maar dan merkt hij aan haar manier van doen dat ze verdriet heeft. Als hij haar vraagt naar het waarom, hoort hij het hele verhaal. Eli luistert en belooft haar dat ze een kind zal krijgen. "O als dat waar is, dan draag ik het aan God op", zegt ze. Thuisgekomen zingt ze een loflied voor God. Dat lied lijkt heel erg op het lied dat Maria eeuwen later zingt als ze te horen krijgt dat ze een zoon, Jezus, zal krijgen. Dat zal wel geen toeval zijn... Daarna gaat Hanna met haar man naar bed...
Ze krijgen na negen maanden een kind en geven het een naam met een betekenis, het is symbolisch: Samuël. Dat betekent zoiets als: El (God) heeft naar mij geluisterd. Het  kind groeit in voorspoed op. Maar als het nog heel klein is, levert Hanna het af bij de tempel. Daar wordt hij een soort van tempelhulpje, het persoonlijk knechtje van de hogepriester, Eli.
Maar als het, laten we zeggen een jaar of acht is, gebeurt er iets. Samuël hoort 's nachts zijn naam roepen. Hij uit bed en loopt naar Eli. "Hebt u mij geroepen?" Dat is niet het geval. Samuël kruipt weer in bed. Na een poosje hoort hij weer zijn naam roepen: "Samuël, Samuël!" Hij weer naar Eli en weer zegt die dat hij hem niet geroepen heeft. Samuel weer in bed en, je voelt het al, na een poosje hoort hij weer zijn naam: "Samuël, Samuël!" Als hij dan opnieuw aan het bed van Elia staat, heeft die eindelijk door dat er iets bijzonders aan de hand is. Het moet de stem van God zijn, die zijn knechtje hoorde. En inderdaad is dat het geval. Als Samuël zijn naam weer hoort, ontstaat er een gesprek tussen hem en God. Hij krijgt te horen dat het met de kinderen van Eli slecht zal aflopen en dat er voor hemzelf een belangrijke taak weggelegd is. Dat komt natuurlijk allemaal uit. De twee zonen van Eli komen jammerlijk om. Als straf voor hun boosaardige manier van leven. Een detail, dat ik maar even laat rusten. En Samuël wordt later de eerste grote profeet van het volk Israël. Hij zal straks ook de eerste koning van Israël zalven.

Hierna komt er een interessant deel van de verhalen, waarin Samuël een rol speelt. Je herinnert je misschien nog dat er Israël een aantal (12) stammen zijn en dat een belangrijke tegenstander of belager het volkje van de Filistijnen is. Die in de Gazastrook wonen. Dat volkje komt van oorsprong van het eiland Kreta. Daar zijn ze weggevlucht voor oprukkende Grieken. Het bijzondere van dit volkje is dat zij ijzeren wapens hebben. En dat in de bronstijd. IJzer is sterker dan brons. De Filistijnen zijn dus het sterkste volk in die streek. Met korte, felle invallen teisteren ze de stammen van Israël . Dat betekent roven, plunderen, verkrachten, terreur. Er is niets nieuws onder de zon. Zo hebben ze als buit onder andere de ark meegenomen. De ark die de Joden bij de Sinaï hadden gemaakt en waarin de twee stukken steen met de Tien Geboden zaten. En die ze altijd in het Heilige de Heiloge in de Tabernakel (die draagbare tempel) opborgen. Het is het meest heilige dus dat ze bezitten. Ze hebben hem veertig jaar door de woestijn meegezeuld en uiteindelijk staat hij ergens in de buurt van Jeruzalem in een voorlopige tempel. Nou, die ark is door de Filistijnen geroofd. Ze hebben hem getransporteerd naar de tempel van hun hoofdgod, Dagon. De ark is dus op vijandelijk terrein. De God van de Joden verslagen? Dat kan natuurlijk niet zonder gevolgen blijven. Dat kan die God van de Joden niet op zich laten zitten! De volgende dag ligt het beeld van Dagon, de god van de Filistijnen, voorovergevallen op de grond. De priesters zetten het weer rechtop, maar de volgende dag ... enzovoort, tot drie keer toe. De inwoners van het stadje krijgen de builenpest. De oogst van de Filistijnen mislukt en er komen nog andere rampen. Ze willen daarom wat graag de ark kwijt, die ongeluksbrenger, en vervoeren hem naar een andere stad. Maar ook daar krijgen de inwoners de builenpest. Het bezit van de ark brengt alleen maar ongeluk, als hij in vreemde handen is. Dat gaat zo een tijdje door en op den duur brengen ze de ark op een kar terug naar het gebied van de Israëlieten. Het is een roerige tijd. Ik las net het boek van Bossenbroek over de Boerenoorlog in Zuid Afrika. De Boeren die de Engelsen bevechten, met list en nachtelijke overvallen. De Engelsen die omtrekkende bewegingen maken. Een soort van gurelliaoorlog. Nou iets dergelijks is er dan in Israël aan de gang. Het moet een vreselijke tijd geweest zijn. Bij de Israeliëten is Samuël een soort van charismatisch leider. Als zijn landgenoten niet doen wat hij zegt en ze van de Filistijnen verliezen, zegt hij steeds dat dat komt omdat ze niet naar God luisteren. Soms halen ze de ark van stal, want ze geloven dat God hen dan zal steunen, maar ook dat is weer niet goed. Want wie de ark ziet, ziet in feite God zelf en dat heeft de dood tot gevolg.
Hoe kunnen ze overleven en zich aan de macht van de Filistijnen onttrekken? De oplossing is volgens de Israëlieten: een koning, net als de omringende volken hebben. Samuël is er tegen, want zegt hij, “Er is maar één koning, en dat is God.” Hij somt op wat een koning wel niet kost aan schatting en belasting. Maar de wil en wens van het volk is groter. Samuël zoekt daarom in het geheim een geschikte kandidaat. Dat wordt Saul, de zoon van Kis.
Deze Saul wordt nu de leider van de Israëlieten in de strijd tegen de Filstijnen. De ene keer wint hij en dan weer is er groot verlies. Wat hem tenslotte de kop kost, is dat hij ondanks het advies van Samuël steeds weer vertrouwt op zijn militaitre macht en kracht en niet op God. Samuel houdt hem voor dat hij dan wel koning is, maar dat zijn zoon Jonathan hem niet zal opvolgen. Met andere woorden: zijn naam zal uit de geschiedenis verdwijnen. Die Jonathan overigens komen we later nog tegen. Samuël gaat op zoek naar een nieuwe koning.
Na lang zoeken en op voorspraak van God vindt hij in de stad Bethelehem de kandidaat. Hij bezoekt het huis van ene Isaï die zeven zonen heeft. "Ik kom voor iets belangrijks. Waar is uw zoon?" Vader Isaï is verheugd dat er voor zijn zonen iets belangrijks in het verschiet ligt. Maar Samuël zoekt nou net die ene die er niet is, David, de jongste. Hij is eten brengen naar de broers die in het veld zijn het vee hoeden. (zie je weer de overeenkomsten met het verhaal van Jozef?) Samuēl erheen.
In het geheim zalft hij David. Deze zal na verloop van tijd de machtigste en beroemdste en belanrijkste koning van het volk Israël worden. Een legendarisch figuur.
Maar daarover de volgende keer.

Tot slot. Waarom zijn déze verhalen zo belangrijk? Wel, het zijn zogenaamde ‘scharnierverhalen’. Dat wil zeggen: ze hebben de functie om het gote verhaal te laten voortgaan en bepaalde aspecten al een beetje in de grondverf te zetten. In dit geval zijn dat: de ark die het heiligste is en die de God van de Israëlieten vertegenwoordigt. En ten tweede: de koning die namens God optreedt en met name de figuur van David.
Beide spelen later een belangrijke rol.
Maar dat ontdekken we nog wel.


Jullie vader, Meindert

Geen opmerkingen:

Een reactie posten