vrijdag 31 mei 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige'kinderen, Brief 8

Lieve kinderen.

Ik herinner me nog goed hoe ik vroeger voor het slapen gaan jullie vaak een verhaaltje vertelde. Of dat bij ieder was, weet ik niet meer. Maar goed. Het waren korte verhaaltjes over het 'blauwe licht' en 'de man met het houten been'. Eigenlijk waren het verstopte bijbelverhalen. Want op die manier, dacht ik, kon ik daar toch nog iets van doorgeven. Of dat gelukt is? Het was in elk geval leuk om te doen. Verhaaltjes met een verborgen boodschap eigenlijk, net als bij bijbelverhalen vaak het geval is.

En dan nu nog weer terug naar het verhaal van Adam en Eva. Het is misschien wel het belangrijkste verhaal uit de hele bijbel. Want is het nou allemaal echt gebeurd of alleen maar gelovig bedacht? Is het de neerslag van een eeuwenlange reflectie op het menselijk bestaan of een archetypisch psychologisch verhaal. Of misschien juist (bedachte) mythologie of echt iets anders. Er zijn talloos veel manieren om ontstaan en betekenis te verklaren. Voor mìj is dit verhaal als een deur. Als je die opendoet en je gaat naar binnen, dan kom je in een onbekende ruimte met heel veel vertrekken. Elk vertrek biedt wel wat nieuws. Maar je komt er nooit aan toe om alle vertrekken tegelijk binnen te gaan. Maar boeiend en inspirerend is het wel. Zo lees ik ook zo'n verhaal, dat ik nu eenmaal van vroeger heb meegekregen. Ik ga erdoor naar binnen en ontdek steeds weer nieuwe vertrekken, lagen en betekenissen. Verhalen en in ons geval de bijbelverhalen, zijn dus als het ware ontdekkingsreizen.
Terug naar Adam en Eva. Ze zijn het paradijs uitgejaagd en moeten voortaan voor de kost werken en een nageslacht voortbrengen. Ze krijgen twee kinderen, Kaïn en Abel. De één is landbouwer, boer, de ander schaapherder. Ze willen God te vriend houden en geven hem iets van hun bezit door middel van een offer. Kaïn geeft iets van het land, Abel haalt de beste stukken vlees van eerstgeboren schapen. De rook van beide offers stijgt omhoog en zal, geloven ze, God in zijn neusgaten aangenaam prikkelen. Daar komt overigens het gebruik en betekenis van wierook in bv. de Katholieke kerk vandaan. Maar wat gebeurt er? De rook van het offer van Kaïn slaat neer en die van Abel stijgt wel omhoog. Waarom? Wat is God van plan? Heeft hij een voorkeur voor de één en wijst hij de ander af? Zo beleeft Kaïn het in elk ieder geval wel. Hij wordt kwaad op zijn broer. God ziet het en treedt in het verhaal als een handelend persoon op. "Waarom ben je zo boos?" zegt God tegen hem. "Daar is geen reden toe als je goed hebt gehandeld, en anders moet je proberen je boosheid de baas te worden." Maar Kaïn slaat vervolgens zijn broer dood, als ze samen het veld intrekken. God ziet het allemaal en roept Kaïn ter verantwoording: "Waar is je broer?" En dan spreekt Kaïn de beroemde woorden: "Ben ik soms mijns broeders hoeder?" Hij voelt zich schuldig. Maar het is te laat; ook hij wordt gestraft. En of hij al protesteert, het helpt hem niet. Hij zal ten eeuwige dage de straf dragen: zwerven en werken zonder resultaat. God brengt een teken op zijn voorhoofd aan, het kaïnsteken. We weten niet wat dat is, maar in het spraakgebruik blijft dat woord bestaan.
Dit is het verhaal van de klassieke broedermoord. Kaïn was jaloers en dat is een doodzonde. Wie twijfelt aan de goede wil van God, met diegene loopt het verkeerd af.
De rol van God is interessant. Hij is hier toch een soort van Big Brother watching you. Anderen zeggen, dat God hier een metafoor is voor de stem van het geweten van de mens. In elk geval is het een verhaal dat tot op de dag van vandaag herkenbaar is.
Het verhaal gaat verder. Kaïn krijgt kinderen en kleinkinderen. De wereld raakt bevolkt. Men leeft, werkt en sterft. En God maakt zich bezorgd over hoe de mensen leven. Het is allemaal even slecht. Hij krijgt spijt dat hij de wereld heeft geschapen en besluit er een einde aan te maken.
Dat zou ook het einde van het verhaal zijn geweest, als er niet één mens was geweest in wie God veel vreugde beleefde: Noach.
Dan zijn we alweer bij de Zondvloed, maar daarover de volgende keer.

Veel liefs, Meindert

zaterdag 25 mei 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen, Brief 7

Lieve kinderen.

En dan nu eindelijk de verhalen! We beginnen natuurlijk bij het begin. Het Oude Testament start met de schepping van de wereld en de mens. Dat verhaal staat in het eerste bijbelboek, Genesis. Het woord Genesis is Grieks voor Ontstaan, Wording. Het is dus het boek van de Wording.
Het scheppingsverhaal kent overeenkomsten met scheppingsverhalen uit het Midden Oosten, vooral ook uit Mesopotamië, waar de joden na de verwoesting van Jeruzalem tijdens de 1e ballingschap woonden, zoals we zagen. Het is daar ook door hen opgeschreven, alleen 'verdraaiden' ze allerlei dingen op zo'n manier dat het hun God was die de wereld heeft geschapen en niet die van andere volken. Dat geeft niet, want dit joodse scheppingsverhaal is een eigenlijk een theologisch leerdicht, geen historisch verslag. Het heeft dus ook niks te maken met hoe de wereld is ontstaan, met de evolutieleer en dergelijke. Maar het geeft alleen maar een beeld van hoe men in oude tijden naar het ontstaan van de wereld keek en dat religieus beleefde.
Daar gaan we. De eerste beroemde zin luidt: 'In het begin heeft God de hemel en de aarde geschapen, de aarde was woest en ledig en de geest van God zweefde over de wateren.' Aan het begin van alles staat God. Hij is de grote maker. Hij bestuurt alles. Het is nog een grote chaos. God woont ergens hoog boven de hemel. En vandaaruit maakt hij in zeven dagen licht en donker, hemel en aarde, de zee en de vissen, de planten en dieren en tenslotte een mens, Adam. Adam is het Hebreeuwse woord voor mens. De mens wordt door God uit klei gemaakt, als het ware geboetseerd, als een kunstwerk. Op de zevende dag rust God uit en kijkt hoe hij alles heeft gemaakt. Dan ziet God, dat de mens zich alleen voelt, ondanks de natuur en de dieren. En ook al geeft de mens (Adam) de dieren een naam om zich zo minder alleen te voelen, het helpt hem niet. Om die leegte voor de mens op te vullen, besluit God een ander mens naast en tegenover hem te scheppen. 'Een hulpe tegenover hem', Eva. God maakt Eva uit de rib van de man. Dat verklaart waarom de man een rib minder heeft dan de vrouw. Voor de goede orde, ik denk natuurlijk dat het net andersom is: de man heeft minder ribben dan de vrouw en zo is dat in dit verhaal terechtgekomen. Maar goed. De mens (Adam) en Eva leven in het Paradijs en zijn volmaakt gelukkig. Het is de Hof van Eden, een soort lusthof, die ligt ergens tussen de Eufraat en de Tigris, in Tweestromenland. Ik ken iemand die zijn villa 'Hof van Heden' heeft genoemd, een directe verwijzing naar dit verhaal. De man en de vrouw zijn dus in het Paradijs volmaakt gelukkig; ze kennen geen kwaad, geen tegenslag, geen ziekte en dood. In één woord, het is er goddelijk. Dat is ook wat het begrip Paradijs nog steeds oproept. Maar je voelt het al, dat kan niet goed gaan. Er komt een soort anti-god op het toneel, een gevallen engel, een tegenstander van God en dus van het goede. Iemand die de macht wil ten koste van God. Hij is de verpersoonlijking van het kwaad en verschijnt in de vorm van een slang. Zij (let op dat de slang vrouwelijk is!) komt bij Eva en daagt haar uit. "Kijk daar, die boom met vruchten. Als je een van die vruchten eet, ken en weet je alles, je zult zijn als God." En zo gebeurt. Eva plukt de vrucht en biedt die Adam aan. Op hetzelfde moment worden hun de ogen geopend en zien ze, dat ze naakt zijn; ze schamen zich voor elkaar en binden vijgenbladen om hun heupen. Het kwaad is geschied, ze zijn ongehoorzaam geweest aan het bevel van God, die eerder gezegd had, dat ze in de tuin alles mochten, behalve eten van deze boom. Nu is de volmaaktheid gebroken en de zonde geboren. Ze voelen zich schuldig en verbergen zich voor God. Op oude schilderijen zie je beiden soms staan naast een boom, waarin de slang wellustig kronkelt, maar zij staan er wat beschaamd bij met hun handen voor hun naaktheid; soms is er ergens vanuit een wolk ook nog een hand van God te zien of loopt hij hen in de verte te zoeken. Dit is het verhaal van de zondeval. Van hoe de zonde in de wereld is gekomen. Onder zonde wordt hier dus verstaan: gelijk aan God willen zijn, hoogmoed. Tegelijk met de zonde komt ook de schuld en het schuldbesef. Het wordt nog erger. God is vreselijk boos en jaagt hen beiden uit het paradijs. Ze mogen er nooit meer in. Een engel met een vlammend zwaard staat als een wachter voor de toegang. En of dat nog niet genoeg is, krijgen ze een kwade spreuk mee, een vervloeking: ze zullen moeten werken tot ze er bij neervallen, in het zweet huns aanschijns. De vrouw zal met pijn en moeite kinderen baren. En tenslotte de ultieme straf op hun zonde is de dood; ze zullen sterven. En niet alleen zij, maar ook hun kinderen en kindskinderen. Het leven zal zwaar worden!  Daar moeten ze het mee doen. En gedwongen ze vluchten weg uit het paradijs de wereld in. Met het kwaad op hun nek. Daarmee is de zonde, het kwaad, in de wereld gekomen. Niets is meer volmaakt. We noemen dat de erfzonde. Overge-orven van generatie op generatie.

Nu de vraag: waarom is dit verhaal zo belangrijk?
Het antwoord is: Het is zo belangrijk, omdat hier de fundamenten van het oude, (ouderwetse?) klassieke christelijk geloof liggen. Er is zonde en er is schuld. Maar de eeuwige straf met de dood blijkt uiteindelijk niet zo eeuwig. De mensen gaan dan wel dood, maar er is hoop op een voortleven na de dood. Iemand anders kan plaatsvervangend die dood op zich nemen. Je voelt het al. Dat is Jezus, die gestorven is. Zijn dood als mens is in plaats van die van alle mensen. Wie dat gelooft en aanvaardt, zal niet sterven, maar leven in eeuwigheid. Hij draagt dus als het ware die schuld van Adam en Eva. En nu zitten we opeens weer midden in de Matthäus Passion. Daar ging het ook over de schuld van de mens die Jezus op zich heeft genomen. Je kunt je nauwelijks voorstellen wat dat voor mensen kan betekenen. Het leven is niet alleen tranendal, maar er is ook uitzicht op iets moois, een nieuw Paradijs. Je hoeft je alleen maar aan Jezus over te geven. In de Matheus is er ook een aria over de nieuwe Adam. Bach zag in navolging van veel theologen Jezus als de volmaakte mens, net als Adam in het Paradijs, een nieuwe Adam dus. Kijk maar in no. 64 van de Matthäus als de bas zingt: Am Abend da es kühle war, ward Adams Fallen offenbar (..) Der Friedensschuß ist nun mit Gott gemacht, denn Jesus hat sein Kreuz vollbracht.
Zware kost, jawel. Maar op deze manier wordt het verhaal van Adam en Eva en de schepping wel vaak gelezen. De volgende keer zullen we verder kijken en zal ik ook iets zeggen over hoe je dit verhaal anders kunt lezen.

Vooralsnog veel liefs,

Meindert

vrijdag 17 mei 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen: Brief 6


Lieve kinderen.

En dan nu eindelijk de verhalen! We beginnen natuurlijk bij het begin. Het Oude Testament start met de schepping van de wereld en de mens. Dat verhaal staat in het eerste bijbelboek, Genesis. Het woord Genesis is Grieks voor Ontstaan, Wording. Het is dus het boek van de Wording.
Het scheppingsverhaal kent overeenkomsten met scheppingsverhalen uit het Midden Oosten, vooral ook uit Mesopotamië, waar de joden na de verwoesting van Jeruzalem tijdens de 1e ballingschap woonden, zoals we zagen. Het is daar ook door hen opgeschreven, alleen 'verdraaiden' ze allerlei dingen op zo'n manier dat het hun God was die de wereld heeft geschapen en niet die van andere volken. Dat geeft niet, want dit joodse scheppingsverhaal is een eigenlijk een theologisch leerdicht, geen historisch verslag. Het heeft dus ook niks te maken met hoe de wereld is ontstaan, met de evolutieleer en dergelijke. Maar het geeft alleen maar een beeld van hoe men in oude tijden naar het ontstaan van de wereld keek en dat religieus beleefde.
Daar gaan we. De eerste beroemde zin luidt: 'In het begin heeft God de hemel en de aarde geschapen, de aarde was woest en ledig en de geest van God zweefde over de wateren.' Aan het begin van alles staat God. Hij is de grote maker. Hij bestuurt alles. Het is nog een grote chaos. God woont ergens hoog boven de hemel. En vandaaruit maakt hij in zeven dagen licht en donker, hemel en aarde, de zee en de vissen, de planten en dieren en tenslotte een mens, Adam. Adam is het Hebreeuwse woord voor mens. De mens wordt door God uit klei gemaakt, als het ware geboetseerd, als een kunstwerk. Op de zevende dag rust God uit en kijkt hoe hij alles heeft gemaakt. Dan ziet God, dat de mens zich alleen voelt, ondanks de natuur en de dieren. En ook al geeft de mens (Adam) de dieren een naam om zich zo minder alleen te voelen, het helpt hem niet. Om die leegte voor de mens op te vullen, besluit God een ander mens naast en tegenover hem te scheppen. 'Een hulpe tegenover hem', Eva. God maakt Eva uit de rib van de man. Dat verklaart waarom de man een rib minder heeft dan de vrouw. Voor de goede orde, ik denk natuurlijk dat het net andersom is: de man heeft minder ribben dan de vrouw en zo is dat in dit verhaal terechtgekomen. Maar goed. De mens (Adam) en Eva leven in het Paradijs en zijn volmaakt gelukkig. Het is de Hof van Eden, een soort lusthof, die ligt ergens tussen de Eufraat en de Tigris, in Tweestromenland. Ik ken iemand die zijn villa 'Hof van Heden' heeft genoemd, een directe verwijzing naar dit verhaal. De man en de vrouw zijn dus in het Paradijs volmaakt gelukkig; ze kennen geen kwaad, geen tegenslag, geen ziekte en dood. In één woord, het is er goddelijk. Dat is ook wat het begrip Paradijs nog steeds oproept. Maar je voelt het al, dat kan niet goed gaan. Er komt een soort anti-god op het toneel, een gevallen engel, een tegenstander van God en dus van het goede. Iemand die de macht wil ten koste van God. Hij is de verpersoonlijking van het kwaad en verschijnt in de vorm van een slang. Zij (let op dat de slang vrouwelijk is!) komt bij Eva en daagt haar uit. "Kijk daar, die boom met vruchten. Als je een van die vruchten eet, ken en weet je alles, je zult zijn als God." En zo gebeurt. Eva plukt de vrucht en biedt die Adam aan. Op hetzelfde moment worden hun de ogen geopend en zien ze, dat ze naakt zijn; ze schamen zich voor elkaar en binden vijgenbladen om hun heupen. Het kwaad is geschied, ze zijn ongehoorzaam geweest aan het bevel van God, die eerder gezegd had, dat ze in de tuin alles mochten, behalve eten van deze boom. Nu is de volmaaktheid gebroken en de zonde geboren. Ze voelen zich schuldig en verbergen zich voor God. Op oude schilderijen zie je beiden soms staan naast een boom, waarin de slang wellustig kronkelt, maar zij staan er wat beschaamd bij met hun handen voor hun naaktheid; soms is er ergens vanuit een wolk ook nog een hand van God te zien of loopt hij hen in de verte te zoeken. Dit is het verhaal van de zondeval. Van hoe de zonde in de wereld is gekomen. Onder zonde wordt hier dus verstaan: gelijk aan God willen zijn, hoogmoed. Tegelijk met de zonde komt ook de schuld en het schuldbesef. Het wordt nog erger. God is vreselijk boos en jaagt hen beiden uit het paradijs. Ze mogen er nooit meer in. Een engel met een vlammend zwaard staat als een wachter voor de toegang. En of dat nog niet genoeg is, krijgen ze een kwade spreuk mee, een vervloeking: ze zullen moeten werken tot ze er bij neervallen, in het zweet huns aanschijns. De vrouw zal met pijn en moeite kinderen baren. En tenslotte de ultieme straf op hun zonde is de dood; ze zullen sterven. En niet alleen zij, maar ook hun kinderen en kindskinderen. Het leven zal zwaar worden!  Daar moeten ze het mee doen. En gedwongen ze vluchten weg uit het paradijs de wereld in. Met het kwaad op hun nek. Daarmee is de zonde, het kwaad, in de wereld gekomen. Niets is meer volmaakt. We noemen dat de erfzonde. Overge-orven van generatie op generatie.

Nu de vraag: waarom is dit verhaal zo belangrijk?
Het antwoord is: Het is zo belangrijk, omdat hier de fundamenten van het oude, (ouderwetse?) klassieke christelijk geloof liggen. Er is zonde en er is schuld. Maar de eeuwige straf met de dood blijkt uiteindelijk niet zo eeuwig. De mensen gaan dan wel dood, maar er is hoop op een voortleven na de dood. Iemand anders kan plaatsvervangend die dood op zich nemen. Je voelt het al. Dat is Jezus, die gestorven is. Zijn dood als mens is in plaats van die van alle mensen. Wie dat gelooft en aanvaardt, zal niet sterven, maar leven in eeuwigheid. Hij draagt dus als het ware die schuld van Adam en Eva. En nu zitten we opeens weer midden in de Matthäus Passion. Daar ging het ook over de schuld van de mens die Jezus op zich heeft genomen. Je kunt je nauwelijks voorstellen wat dat voor mensen kan betekenen. Het leven is niet alleen tranendal, maar er is ook uitzicht op iets moois, een nieuw Paradijs. Je hoeft je alleen maar aan Jezus over te geven. In de Matheus is er ook een aria over de nieuwe Adam. Bach zag in navolging van veel theologen Jezus als de volmaakte mens, net als Adam in het Paradijs, een nieuwe Adam dus. Kijk maar in no. 64 van de Matthäus als de bas zingt: Am Abend da es kühle war, ward Adams Fallen offenbar (..) Der Friedensschuß ist nun mit Gott gemacht, denn Jesus hat sein Kreuz vollbracht.
Zware kost, jawel. Maar op deze manier wordt het verhaal van Adam en Eva en de schepping wel vaak gelezen. De volgende keer zullen we verder kijken en zal ik ook iets zeggen over hoe je dit verhaal anders kunt lezen.

Vooralsnog veel liefs,
Meindert

zaterdag 11 mei 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen: Brief 5


Lieve kinderen.

Zoals beloofd moeten we het hebben over Pinksteren. Weer een vrij weekend. Kortgeleden zat ik in de trein en raakte in gesprek met een vrouw tegenover mij. "Gelooft u in God?" vroeg zij na een poos. Mijn antwoord bevredigde haar kennelijk, want ze begon te preken en zei onder andere: "Iemand is pas echt christen als hij wedergeboren is, zich openstelt voor de Heilige Geest en in tongen spreekt. Dan ben je pas een kind van God." Dat zal jullie wel als abracadabra in de oren klinken. Maar het heeft alles met Pinksteren te maken. Ik zal het uitleggen.
Weet je nog, dat ik vertelde dat Jezus terugging naar de hemel, naar zijn vader, naar God? En dat zijn leerlingen alleen achterbleven, in zak en as. Want wat moesten ze nu zonder hun inspirator? Na een paar dagen treuren kwam er bij hen een ommekeer. Niet langer somber en negatief, maar positief. "We moeten de mensen vertellen wie Jezus was en wat hij allemaal wel niet gedaan heeft. En dat hij nog in ons leeft!” Zo gedacht, zo gedaan. En onder leiding van een van die twaalf leerlingen van Jezus gaan ze op een morgen naar het plein voor de tempel in Jeruzalem. Daar komen altijd veel mensen bij elkaar. En ze beginnen te preken. Net als tegenwoordig straatpredikers wel doen, op een zeepkist of zo. Ze preken en ze preken zich de longen uit hun lijf, tot ze er bijna bij neervallen. Het verhaal gaat en dat is later ook zo in het Nieuwe Testament terechtgekomen, dat ze letterlijk buiten zinnen raken. In extase, zouden wij nu zeggen. Je kunt je het misschien wel voorstellen: rollende ogen, schuim om de mond, overslaande stemmen, drukke gebaren, flarden van zinnen en woorden als: God, bekeren, zonde, nieuw beginnen, Jezus is niet dood maar lééft. Zoiets. Dat nu noemen we ook wel 'spreken in tongen': je overgeven aan Jezus en aan wat dan in je opkomt. Hoe het ook zij, dat gebeuren in die tempel is het begin geworden van de christelijke kerk. Men vertelt later, dat mensen daar onder de indruk raakten van Petrus en zijn mannen, en dat ze wat er werd gezegd in hun eigen taal hoorden. Velen lieten zich spontaan dopen in een riviertje vlakbij. Want ze wilden ook bij die leerlingen horen. Dopen als een soort van nieuw beginnen, je wast symbolisch het oude af. De geboorte van een nieuwe kerk, de christelijke kerk. Dat nu is wat christenen vieren op Pinksteren, de stichtingsdag van de Kerk.
Veel later, en dat is ook in het bijbelverhaal over Pinksteren terecht gekomen, vertelt men dat het toen opeens begon te waaien, omdat de adem van God langs blies. En dat er vuurtongetjes boven de hoofden van de mensen verschenen. Je ziet dat nog wel eens op oude schilderijen. Bij die vuurtongetjes kun je overigens wel een vraagteken zetten. in het Hebreeuws is er een en hetzelfde woord voor vuur, wind en adem. Men sprak een soort van Hebreeuws in die tijd. Dus dat zal wel op de een of andere manier verwisseld of gecombineerd zijn. Maar de verwisseling is dan al gebeurd en maakt al deel uit van het pinksterverhaal.
En dat ‘spreken in tongen’ dan? Wel, het Nieuwe Testament is geschreven in het Grieks, niet in net Hebreeuws. Het Griekse woord glossoo betekent ‘tong’ en het betekent ook ‘taal’. In dit verhaal wordt verteld dat de leerlingen van Jezus in verschillende talen begonnen te spreken. Dat is spreken in tongen. Maar in ons godsdienstig spraakgebruik is het meer geworden: in extase allerlei klanken uitbrengen, ter ere van God. Je ziet dat bijvoorbeeld nog in de Pinksterbeweging.

Pinksteren is dus eigenlijk wel een belangrijk christelijk feest. In de kerken is veel rood te zien, dat van het vuur, en er worden ook veel wat minder kerkachtige dingen georganiseerd: Wandelingen, open lucht bijeenkomsten, ontmoetingsdagen (die toogdagen van de vorige keer op Hemelvaartsdag) en zo. En waarom het dan Pinksteren heet? Heel eenvoudig. Het is vijftig dagen na Pasen, en het woord Pinksteren is afgeleid van het Griekse woord voor vijftig.
Pinksteren is voor veel Christenen behalve een vrije dag ook een dag waarop ze stil horen te staan bij de aanwezigheid van de geest van God. Wat dat dan ook moge betekenen.
Dat was het voorlopig weer.
Een fijne Pinksteren van jullie vader Meindert

dinsdag 7 mei 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen: Brief 4

Lieve kinderen.


Dit  wordt alweer de vierde brief. De eerste drie gingen over het Oude Testament en vooral over hoe dat is ontstaan. We zijn er nog lang niet mee klaar. Maar eerst moeten we een kleine onderbreking inlassen. Heel binnenkort is het Hemelvaartsdag. Vrij! Lekker uit! Maar het is ook een christelijke feestdag, die teruggaat op de bijbel. Ik wil jullie daar nu iets over vertellen. En net als de vorige keren, alsof je van niets weet.
Het Nieuwe Testament is het tweede deel van de bijbel. Het gaat vooral over Jezus en hoe het na hem verder is gegaan met zijn volgelingen. Dat is de tijd tot ongeveer 100, 150 jaar na Christus.  Laten we er voor het gemak maar van uitgaan, dat Jezus echt heeft geleefd en dat hij ongeveer 33 jaar is geworden. Hij leeft in het huidige Israël. Jezus is een soort van rondtrekkende preker, leraar, wonderdoener. Iets wat in die tijd veel voorkomt. Hij is een van de velen. Het land is in die tijd bezet door de Romeinen en sommige mensen zien in Jezus een nieuwe (zoveelste) leider van een opstand. Maar voordat het zover komt, hebben de bezetters hem al ter dood gebracht, op beschuldiging van rebellie. De dood aan het kruis was voor hen de gebruikelijke straf voor oproerlingen. Ze worden gesteund door de opportunistische, leidinggevende, joodse theologen. Die willen Jezus graag kwijt, omdat zij hem als bedreiging zien voor hun godsdienstig gezag. Jezus heeft, zoals gezegd, volgelingen, bestaande uit een kerngroep van twaalf mannen (weer die 12). Dat hun leider en inspirator dood is, kunnen ze niet geloven. Hun verdriet is groot.

Maar wat heeft dit nu met Hemelvaartsdag te maken, zul je vragen.
Wel, het volgende. In oude tijden, en soms nog wel, geloven de mensen dat ergens boven de wolken de woonplaats van de goden is. Vanuit de hoge kijken deze neer op de aarde en bemoeien zich ermee. Soms gaan ze zelf naar beneden, soms sturen ze boden (engelen) en soms grijpen ze in, bv. door een natuurverschijnsel, een storm of zoiets. De mensen op aarde leven in het besef, dat dat nu eenmaal zo is en ze doen hun uiterste best het de goden daarboven zo goed mogelijk naar de zin te maken en ze te vriend te houden. “Pas op, je moet altijd op je hoede zijn!” Dat deden ze bijvoorbeeld door offers in de tempel te brengen. En die offers zijn vaak niet mis, soms zelfs een heel kalf. Zo geloven ook de leerlingen van Jezus, dat hij door hun god als zijn zoon naar de aarde is gestuurd om de mensen duidelijk te maken hoe ze met hun god moeten omgaan. Hij zegt, dat de regels die de priesters in de tempel voorschrijven, niet voldoen als het alleen maar uiterlijk is. Dat is natuurlijk tegen het zere been van diezelfde priesters, met alle gevolgen van dien, zoals we net hebben gezien. Jezus wordt ter dood gebracht. Maar zijn volgelingen blijven geloven, dat hij niet dood is, maar leeft. Je kunt dat wel vergelijken met als iemand van wie je zielsveel  houdt, gestorven is, en je voelt diegene nog bij je, ja, hij of zij zegt soms zelfs iets tegen je.  Ik heb mensen vaak zoiets horen vertellen. "Hij zat daar, echt, in die stoel, en hij zei..." Zo ervaren zij in hun verdriet Jezus als levend aanwezig. Dood en niet dood. Opgestaan. Dat is eigenlijk het verhaal van Pasen.
En nu gebeurt er iets bijzonders en dat is belangrijk. Dat fictief geloven wordt een zeker weten: Jezus is niet dood, hij leeft. Hij is nog niet teruggegaan naar zijn Vader boven in de hemel, naar God. En in de loop van een paar jaren ontstaat de gedachte: hij is pas láter naar zijn Vader in den hoge gegaan. Maar hoe? Niet door nog een keer te sterven. Maar door 'opgenomen' te worden. Dat is niet zo'n vreemde gedachte. Want in het Oude Testament gaan mensen ook wel eens op een heel aparte manier niet dood, maar rechtstreeks naar de hemel. In een wagen bijvoorbeeld die plotseling vanuit de wolken langs komt rijden; vergelijk ook iets dergelijks met de god Wodan bij de Germanen. Of doordat een wolk iemand aan het oog onttrekt. En zo is een verhaal 'bedacht' dat Jezus een paar van zijn meest vertrouwde leerlingen meeneemt een berg op en dat een wolk hem aan het oog onttrekt. Nu is hij echt weg, ‘naar de hemel gevaren’. In een wel een beetje ouderwetsig kerklied staat de regel: “Op een lichte wolkenwagen wordt de Heer van de’ aard gedragen’; vaart Hij op naar ‘s hemels troon, Alles moet zich voor Hem buigen en hem eren als Gods Zoon.” Abracadabra, als je niet weet wat de achtergrond is.
Maar nu kun je ook zien hoe de Kerk er later nog een betekenis aan heeft toegevoegd. Namelijk: Jezus is door zijn Vader, de Koning van de schepping, naar de wereld gezonden met een boodschap. En nu is hij teruggegaan naar zijn Vader in de hemel en zit hij aan de rechterhand van de Koning van de wereld, God. 'De ware troonopvolger in ere hersteld', zouden wij nu zeggen. Maar voor de gelovigen is het heel bijzonder. Want de mens Jezus is nu ook Heer van de wereld. Van klein naar groot. Deze Koning moeten wij eren en dat doen we op de dag waarop hij naar zijn Vader is teruggekeerd: Hemelvaartsdag.
Wat is toeval. Paus Franciscus twitterde: Jesus’ ascension into heaven does not mean his absence, but that he is alive among us in a new way, close to each one of us. En daar gaat het veel Christenen vandaag om. Niet het letterlijke, maar de beleving nu. Immers, dat  besef van Koning en zitten naast de Koning, is in de loop van de tijden wat verdwenen. En de letterlijke inhoud van deze dag stond ook wat ver van de beleving van de mensen af. De hemel is ook niet ergens boven. En zo is langzamerhand de gewoonte ontstaan om op deze dag allerlei kerkelijke bijeenkomsten te organiseren. Toogdagen. En voor de meeste mensen is het nu gewoon een vrije dag. In sommige kerken zijn er nog wel kerkdiensten, 's morgens en vaak kort. En dan sluit men zich meestal aan bij de gedachte die de paus verwoordde.
Hemelvaartsdag is dus wel een serieuze, christelijke feestdag, maar vooral een dag die nog maar heel losjes qua inhoud wordt beleefd.

Dat was het weer, volgende keer over Pinksteren.
veel liefs,
Meindert