zaterdag 8 juni 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen: Brief 9

Lieve kinderen.

De zondvloed dus. Achtergrond van dit beroemde verhaal is natuurlijk, dat overstromingen in oude tijden aan de orde van de dag waren. Ze werden ook als levensbedreigend beschouwd en meestal ervaren als een straf van de goden. Vandaar dat in veel culturen religieus getinte overstroming- of zondvloedverhalen voorkomen. Het zondvloedverhaal in Mesopotamië is soms letterlijk gelijk aan dat in de bijbel. Zonder twijfel is er een onderlinge afhankelijkheid. Dat is ook geen wonder als je weet, dat het joodse volk tijdens de eerste ballingschap tussen ongeveer 550 tot 300 jaar voor Christus daar heeft verbleven.
Nu het verhaal.
God is boos op de mensen. Ze leven niet zoals hij het graag wil en van hen verwacht. Daarom besluit hij teleurgesteld om de aarde te vernietigen door middel van een grote overstroming. Het moet nu maar eens definitief afgelopen zijn met die rottige aarde en haar bewoners! Als straf op hun zonde bedenkt hij een grote vloed, vandaar Zond(e)vloed. Maar er is één man die toch nog in Gods ogen genade kan vinden en over wie hij zich verheugt. Dat is Noach. Niet toevallig betekent diens naam in het Hebreeuws 'rechtvaardige'. Alleen Noach is dus nog een rechtschapen man. God geeft hem de opdracht een grote boot te bouwen, zelfs de afmetingen ervan krijgt hij voorgeschreven. Een ark; dat is een soort kist. Iedereen lacht de botenbouwer uit. Wat een dwaas! Als de boot klaar is, stouwt Noach de boot vol met alle landdieren, van elke soort een stelletje. Ook vogels gaan mee de boot in en tenslotte zijn hele gezin. Hij sluit de ingang toe en wacht af. Dan begint het te regenen. 'De sluizen van de hemel gaan open', staat er letterlijk. Het begint te stormen. Een grote watermassa overstroomt het hele land. En de boot drijft op het water, tot ze na dagen storm ergens tegenaan stoot. Het is een berg, de Ararath volgens de overlevering. Wat nu te doen? Noach besluit een raaf los te laten om te kijken of er land al is drooggevallen en ze uit de ark kunnen. De vogel keert onverrichte zake terug. Dan laat hij een duif los, maar die komt ook terug. Na een poos laat hij haar weer los en dan keert ze terug met een olijftakje in de bek. Duidelijk een bewijs dat het einde van de reis in zicht is. En als hij haar voor een derde keer loslaat, komt ze niet meer terug. Het water is dus gezakt. Als Noach met de zijnen dan eindelijk de ark kunnen verlaten, brengt hij als dank een offer. God geniet van de rook van dat offer en zegt bij zichzelf: "De mens is nu eenmaal vanbinnen slecht, daarom zal ik de aarde nooit meer verwoesten. Maar laat de mensen voortaan werken en zwoegen voor hun onderhoud." Vervolgens zegt hij tegen Noach: "Ik laat een regenboog aan de hemel verschijnen en beloof dat dit het teken is, dat er nooit meer een dergelijke ramp zal komen. Denk daaraan als je ooit weer zo'n regenboog ziet. Het zal je goed gaan." Nog steeds zijn de regenboog en de duif met het takje daarom een symbool van vrede.
Er is nu een nieuw begin, een tweede schepping. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Noach mag met de zijnen weer de hernieuwde aarde bewonen en bewerken. Maar het verhaal gaat verder. Noach bezat zich en ligt in zijn blootje te slapen. Zijn zoon Cham ziet hem liggen en drijft de spot met hem. Dat komt hem duur te staan. Hij wordt verbannen (weer door God) naar het land Kanaän en wordt de voorvader van de Kanaänieten of naar men wel denkt, de Afrikanen. Daarom worden de bewoners van Afrika door fundamentalistische Christenen nog steeds als minderwaardig beschouwd. Zijn zonen Sem, voorvader van de Semieten, en zijn zoon Jafeth wordt voorspoed beloofd. De aarde wordt weer bewoond.
Maar ook dat kan niet lang goed gaan. De geschiedenis herhaalt zich.

De mensen trekken naar het oosten; weer dat Tweestromenland Mesopotamië. Dan komt er bij de mensen een idee. Ze zeggen: “Laten we een toren bouwen, zo hoog dat we alles kunnen overzien en de macht hebben.” Zo gezegd, zo gedaan. De mensen bouwen in de stad Babel bij de rivier de Eufraat een hoge toren. God ziet het aan vanuit de hoge, daalt af naar de aarde en wordt boos op de mensen. Dat zij de ijdele hoogmoed hebben om hem naar de kroon te steken en zo hoog te willen zijn als hij! Maar hoogmoed komt voor de val. En hij grijpt in. De arbeiders blijken elkaar opeens niet meer te kunnen verstaan. Verwarring alom, en paniek. Het werk stagneert en de mensen trekken weg naar alle windrichtingen. En zo komt het dat overal op aarde mensen wonen en ze niet op een kluitje zijn blijven plakken. Dat is het verhaal van de toren van Babel. Het woord Babel betekent ook zoiets als 'verwarring'; de mensen zijn in verwarring geraakt.
In het gebied van het huidige Irak vindt men nog steeds zogenaamde zikkurats; dat zijn hoge afgeplatte tempeltorens, net zoals die ook in het Mayarijk in Mexico voorkomen.

In een vorige brief had ik het over Pinksteren. Weet je nog. De mensen konden opeens alles in één taal horen. Met Babel is het net andersom: de mensen spraken één taal en opeens konden ze elkaar niet meer verstaan. Misschien dat de schrijvers van dat Pinksterverhaal in hun hoofd dat Babelverhaal hadden en nu juist wilden laten zien, hoe door Jezus alles weer één geworden is en goed terecht is gekomen.
Met het verhaal over de toren van Babel is een eind gekomen aan de zogenaamde 'oerverhalen' in het Oude Testament. Dat zijn verhalen die over de voortijd gaan en nog niet de echte geschiedenis van het volk Israël vormen. Verhalen waardoorheen veel mythologische elementen zijn geweven.
De volgende keer gaan we verder met iets heel anders. Een derde begin van de zogenaamde bijbelse geschiedenis.

Veel liefs.

Meindert

Geen opmerkingen:

Een reactie posten