Lieve kinderen.
De zondvloed
dus. Achtergrond van dit beroemde verhaal is natuurlijk, dat overstromingen in
oude tijden aan de orde van de dag waren. Ze werden ook als levensbedreigend
beschouwd en meestal ervaren als een straf van de goden. Vandaar dat in veel
culturen religieus getinte overstroming- of zondvloedverhalen voorkomen. Het
zondvloedverhaal in Mesopotamië is soms letterlijk gelijk aan dat in de bijbel.
Zonder twijfel is er een onderlinge afhankelijkheid. Dat is ook geen wonder als
je weet, dat het joodse volk tijdens de eerste ballingschap tussen ongeveer 550
tot 300 jaar voor Christus daar heeft verbleven.
Nu het verhaal.
God is boos op
de mensen. Ze leven niet zoals hij het graag wil en van hen verwacht. Daarom besluit
hij teleurgesteld om de aarde te vernietigen door middel van een grote
overstroming. Het moet nu maar eens definitief afgelopen zijn met die rottige
aarde en haar bewoners! Als straf op hun zonde bedenkt hij een grote vloed,
vandaar Zond(e)vloed. Maar er is één man die toch nog in Gods ogen genade kan
vinden en over wie hij zich verheugt. Dat is Noach. Niet toevallig betekent
diens naam in het Hebreeuws 'rechtvaardige'. Alleen Noach is dus nog een
rechtschapen man. God geeft hem de opdracht een grote boot te bouwen, zelfs de
afmetingen ervan krijgt hij voorgeschreven. Een ark; dat is een soort kist.
Iedereen lacht de botenbouwer uit. Wat een dwaas! Als de boot klaar is, stouwt
Noach de boot vol met alle landdieren, van elke soort een stelletje. Ook vogels
gaan mee de boot in en tenslotte zijn hele gezin. Hij sluit de ingang toe en
wacht af. Dan begint het te regenen. 'De sluizen van de hemel gaan open', staat
er letterlijk. Het begint te stormen. Een grote watermassa overstroomt het hele
land. En de boot drijft op het water, tot ze na dagen storm ergens tegenaan
stoot. Het is een berg, de Ararath volgens de overlevering. Wat nu te doen?
Noach besluit een raaf los te laten om te kijken of er land al is drooggevallen
en ze uit de ark kunnen. De vogel keert onverrichte zake terug. Dan laat hij
een duif los, maar die komt ook terug. Na een poos laat hij haar weer los en
dan keert ze terug met een olijftakje in de bek. Duidelijk een bewijs dat het
einde van de reis in zicht is. En als hij haar voor een derde keer loslaat,
komt ze niet meer terug. Het water is dus gezakt. Als Noach met de zijnen dan
eindelijk de ark kunnen verlaten, brengt hij als dank een offer. God geniet van
de rook van dat offer en zegt bij zichzelf: "De mens is nu eenmaal
vanbinnen slecht, daarom zal ik de aarde nooit meer verwoesten. Maar laat de
mensen voortaan werken en zwoegen voor hun onderhoud." Vervolgens zegt hij
tegen Noach: "Ik laat een regenboog aan de hemel verschijnen en beloof dat
dit het teken is, dat er nooit meer een dergelijke ramp zal komen. Denk daaraan
als je ooit weer zo'n regenboog ziet. Het zal je goed gaan." Nog steeds
zijn de regenboog en de duif met het takje daarom een symbool van vrede.
Er is nu een
nieuw begin, een tweede schepping. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Noach mag met
de zijnen weer de hernieuwde aarde bewonen en bewerken. Maar het verhaal gaat
verder. Noach bezat zich en ligt in zijn blootje te slapen. Zijn zoon Cham ziet
hem liggen en drijft de spot met hem. Dat komt hem duur te staan. Hij wordt
verbannen (weer door God) naar het land Kanaän en wordt de voorvader van de
Kanaänieten of naar men wel denkt, de Afrikanen. Daarom worden de bewoners van
Afrika door fundamentalistische Christenen nog steeds als minderwaardig beschouwd.
Zijn zonen Sem, voorvader van de Semieten, en zijn zoon Jafeth wordt voorspoed
beloofd. De aarde wordt weer bewoond.
Maar ook dat
kan niet lang goed gaan. De geschiedenis herhaalt zich.
De mensen
trekken naar het oosten; weer dat Tweestromenland Mesopotamië. Dan komt er bij
de mensen een idee. Ze zeggen: “Laten we een toren bouwen, zo hoog dat we alles
kunnen overzien en de macht hebben.” Zo gezegd, zo gedaan. De mensen bouwen in
de stad Babel bij de rivier de Eufraat een hoge toren. God ziet het aan vanuit
de hoge, daalt af naar de aarde en wordt boos op de mensen. Dat zij de ijdele
hoogmoed hebben om hem naar de kroon te steken en zo hoog te willen zijn als
hij! Maar hoogmoed komt voor de val. En hij grijpt in. De arbeiders blijken
elkaar opeens niet meer te kunnen verstaan. Verwarring alom, en paniek. Het werk
stagneert en de mensen trekken weg naar alle windrichtingen. En zo komt het dat
overal op aarde mensen wonen en ze niet op een kluitje zijn blijven plakken. Dat
is het verhaal van de toren van Babel. Het woord Babel betekent ook zoiets als
'verwarring'; de mensen zijn in verwarring geraakt.
In het gebied
van het huidige Irak vindt men nog steeds zogenaamde zikkurats; dat zijn hoge
afgeplatte tempeltorens, net zoals die ook in het Mayarijk in Mexico voorkomen.
In een vorige
brief had ik het over Pinksteren. Weet je nog. De mensen konden opeens alles in
één taal horen. Met Babel is het net andersom: de mensen spraken één taal en
opeens konden ze elkaar niet meer verstaan. Misschien dat de schrijvers van dat
Pinksterverhaal in hun hoofd dat Babelverhaal hadden en nu juist wilden laten
zien, hoe door Jezus alles weer één geworden is en goed terecht is gekomen.
Met het verhaal
over de toren van Babel is een eind gekomen aan de zogenaamde 'oerverhalen' in
het Oude Testament. Dat zijn verhalen die over de voortijd gaan en nog niet de
echte geschiedenis van het volk Israël vormen. Verhalen waardoorheen veel
mythologische elementen zijn geweven.
De volgende
keer gaan we verder met iets heel anders. Een derde begin van de zogenaamde bijbelse
geschiedenis.
Veel liefs.
Meindert
Geen opmerkingen:
Een reactie posten