zondag 30 juni 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige'kinderen: Brief 11

Lieve kinderen.

Na een korte onderbreking gaan we verder met het verhaal. Het is als het ware een derde begin. Het eerste is met Adam en Eva, het tweede met Noach en het derde na de torenbouw van Babel. De mensen zijn na die rampzalige torenbouw over de hele aarde verspreid. Ook in het verre Ur der Chaldeeën dat in het huidige Irak ligt tussen de rivieren de Eufraat en Tigris, wonen mensen. En nu volgt het verhaal van hoe de mensen vanuit dat verre land in Palestina zijn gekomen. Dat begint met Abraham, geboren in Ur der Chaldeeën en opgegroeid in Haran, zo ongeveer in Noord Oost Syrië.
Nu het verhaal.
Abraham krijgt wat we nu misschien zouden noemen een mystieke ervaring of doorgeving. Hij hoort daarin, dat hij met zijn familie weg moet uit het land waar hij is geboren. Hij moet naar het westen trekken, weg uit zijn vaderland, weg ook en daar gaat het om, uit zijn religieuze traditie; hij moet de goden die daar worden vereerd, achterlaten en loslaten. Letterlijk staat er dat God tegen hem zegt: “Ga uit uw land en uit uw maagschap (= bloedverwantschap) en trek naar het land dat Ik u geven zal. Ik zal je stamvader van een groot volk maken!” En Abraham, inderdaad de stamvader van de joden, verlaat huis en haard en gaat een onbekende toekomst tegemoet. Dit wordt later beschouwd als een prachtig voorbeeld van godsvertrouwen. De god die hij hoort spreken, wordt ook wel de ‘God van Abraham’ genoemd. Hij volgt oude karavaanroutes naar het westen. Zijn familie gaat met hem mee: zijn vrouw Sara en zijn neef Lot met hun gezinnen. Een hele optocht dus, zeker als je nog knechten en vee meerekent. Een deel van de familie blijft achter in de stad Haran. We zullen die later nog tegenkomen.
Abraham trekt verder als een soort van bedoeïen richting Palestina. Daar aangekomen voelt hij, dat dit het land is waar hij moet zijn. De claim die orthodoxe joden nog steeds leggen op dit gebied, vindt hier zijn oorsprong. Abraham gaat met zijn clan wonen ergens in het zuiden. Zijn neef Lot mag van hem een ander deel van het land kiezen; hij kiest het vruchtbaarste deel, dat ligt waar nu de Dode Zee is. Abraham houdt zich niet dan met grote moeite staande tussen vreemde stammen. Er is onder andere een groot conflict over het gebruik van waterputten.

Abraham had een groot probleem. Hij had geen kinderen. Geen oudedagsvoorziening dus en geen toekomst en ook een zekere veroordeling door zijn God. Althans zo beleefde hij dat. Naar gebruik verwekt hij een kind bij een van zijn slavinnen, Hagar. Je voelt het al aankomen. Dat kan niet goed gaan. Inderdaad. De vrouw van Abraham Sara wordt stinkjaloers. Meegespeeld zal hebben dat Hagar zich aan haar superieur voelt, omdat zij wél zwanger kan worden en Sara niet. Hoe dan ook, Sara zorgt ervoor dat Hagar wordt weggestuurd, de woestijn in, een zekere dood tegemoet. Maar God zorgt dat zij overleven en haar kind ter wereld kan brengen: Ismaël, de stamvader van een groot volk, de Ismaëlieten, oftewel de Arabieren. Hagar keert uiteindelijk toch weer terug naar het tentenkamp van Abraham.

Op een hete middag zit Abraham wat te soezen. Dan krijgt hij bezoek van drie mannen. Hij nodigt ze naar goed gebruik uit voor de maaltijd. Ze hebben twee boodschappen voor hem. De eerste luidt: God heeft bezorgd gezien dat er in de stad Sodom waar Lot woont, verschrikkelijke dingen gebeuren: er is ongeloof en homoseksualiteit. Vandaar het woord sodomie; naar Sodom. God heeft besloten Sodom en het nabijgelegen Gomorra te verwoesten. Abraham kan het niet geloven en hij gaat met God onderhandelen: “Als er nou eens 50 rechtvaardigen zijn, zou U de stad dan niet sparen?” “Ja dat zal ik”, zegt God. Abraham gaat verder: “Als er nou eens 20 zijn?” “Ja”, zegt God, “dat zal ik.“ En Abraham onderhandelt verder’”Als er nou eens tien zijn?” “Dat zal ik”, zegt God. Maar er zijn er zelfs geen tien; er is alleen het gezin van Lot, dat bestaat uit hemzelf, zijn vrouw en twee dochters. Te weinig dus om de steden te sparen. De mannen vertrekken naar Sodom en vinden onderdak bij Lot. De inwoners van Sodom proberen de vreemdelingen te grijpen, je mag raden voor wat, maar Lot beschermt hen. ‘De vreemdeling heeft immers altijd gastvrijheid’, is een weerkerend thema in de bijbel. De volgende morgen verlaten ze in het geheim de stad. Ook Lot en zijn gezin ontvluchten de tot verwoesting veroordeelde stad. De mannen hebben hen echter gezegd, dat ze absoluut niet mogen omkijken om te zien wat er gebeurt. De stad wordt verwoest en om de een of andere reden kijkt de vrouw van Lot toch om. Is het nieuwsgierigheid, is het ongeloof in de macht van God? In elk geval, op hetzelfde moment verandert ze in een zoutpilaar! Maar Lot en zijn beide dochters worden gered. Door dit verhaal wordt wel verklaard hoe de Dode Zee is ontstaan en hoe daar nog steeds veel zout wordt gevonden. En ook hoe homoseksualiteit binnen christendom en jodendom vanouds veroordeeld wordt. De vraag is natuurlijk wat er het eerste was, het verhaal of de morele overtuiging, het verhaal of de geheimzinnigheid van een Zoutzee, zoals de Dode Zee vroeger ook wel werd genoemd. (Dat hoge gehalte zout komt overigens doordat het water van de Jordaan nergens heen kan en in het grote meer verdampt en er alleen zout overblijft).
Lot lag eens te slapen, weer bevangen door de drank. Beide dochters plegen incest met hem (omgekeerde incest eigenlijk) en krijgen een kind. Dat zijn mede de voorouders van volken waar de Israëlieten later nog heel veel last zullen krijgen. Jawel!
Exit Lot.
Volgende keer de andere helft van de boodschap van de drie mannen.

Veel liefs,

Meindert

Geen opmerkingen:

Een reactie posten