vrijdag 29 november 2013

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen, Brief 22

Lieve kinderen

Jericho is veroverd. Het land ligt open voor het binnentrekkende volk Israël. De grote verovering kan beginnen. Wat nu volgt zijn een aantal verhalen over de verovering van het land. Sommige zeer humoristisch, andere in wezen heel gruwelijk. Maar altijd gaat het erom dat de God van Israël het laatste woord heeft. Ik vertel een paar daarvan.
Het kleine stadje Ai moet veroverd. Ondanks de grote overmacht lukt het de Israelieten niet. Ze zijn te overmoedig geweest en hebben te veel op eigen macht vertrouwd. Dus niet op God. En dat zullen ze weten! Als ze tot inkeer zijn gekomen, krijgt hun leider (generaal) Jozua van God het bevel een soort van toverspreuk uit te spreken. Ze luidt: ‘Zon sta stil in het dal van Ajalon en maan in het dal van Gibeon.’ Met andere woorden: de dag wordt een beetje langer gemaakt, zodat er langer kan worden doorgevochten. De vijand wordt verslagen, de stad ingenomen en verwoest. Zonder hulp van God zou de vijand dus niet verslagen zijn...
Nog een staaltje vertelkunst. De volgende stad die veroverd moet worden, is het plaatsje Gibeon. De inwoners hebben al gehoord hoe sterk de invallers zijn en ze weten dat ze geen schijn van kans hebben. Daarom bedenken ze een list. Een afvaardiging gaat naar het kamp van hun vijand, maar ze zijn zeer armoedig gekleed. Ze vertellend dat ze van heel ver komen en een verbond met het volk Israël willen sluiten. En ook dat ze graag hulp van de Israelieten willen. En zo gebeurt hëet, Jozua sluit met de vreemdelingen van ver in naam van God een verbond. Als dan een poos later de troepen het beleg voor Gibeon opslaan, ontdekken ze dat ze bij de neus zijn genomen. "Wij gaan toch vrijuit, want we hebben een verbond met jullie gesloten!" Jozua is woedend, maar kan het verbond dat op God is gesloten, niet negeren. De Gibeonieten blijven leven. Toch nog een beetje straf: ze zullen voortaan dienst moeten doen aan de overwinnaar.
Als een groot deel van het land veroverd is, komen alle groepen, stammen of clans bij elkaar  het centrum van het land, in Sichem, het huidige Samaria. Ze houden een  soort van landdag: een plechtige bijeenkomst, waarin men trouw zweert aan god, volk en vaderland. Je zou kunnen zeggen, een statement voor de vorming van een nieuwe staat. Dergelijke landdagen vinden nog steeds plaats, met name in niet westerse landen. Volgens het verhaal bestaan de Israëlieten uit 12 stammen, naar de 12 zonen van Jacob. Elke stam krijgt een deel van het veroverde land. Soort van departementen of provincies dus, die nog steeds in de huidige staat Israël bestaan! Merkwaardig hè? Belangrijk voor het verdere verhaal is dat het zuidelijk deel van het land toegewezen wordt aan de nakomelingen van twee kinderen van  Jacob: Benjamin en Juda. Dat deel zal later het koninkrijk Juda worden, met als hoofdstad Jeruzalem. De rest van het land, het noordelijk deel komt aan de andere stammen toe, met als hoofdstad Samaria. Om het ingewikeld te maken, dat deel zal later gewoon Israël heten.
Er is ook een deel dat aan niemand wordt toegewezen. De oorspronkelijke bewoners mogen er blijven wonen. Dat is een strook in het zuiden aan de Middellandse Zee. Het heet Filistea, inderdaad van de Filistijnen. En dat is nou net het gebied van de tegenwoordige Gazastrook! Historisch gezien een gebiedje dat veroverd is door mensen die Kreta zijn ontvlucht, weg van de Grieken die het eiland veroverden. Van deze Filistijnen zullen we nog veel horen in de loop van de geschiedenis van Israël.
Het gevolg van de verovering van Kanaan is in elk geval dat het land in bezit is van de Israëlieten. Als we naar de wereldse geschiedenis kijken uit die tijd, plm 900 jaar voor Christus, dan zien we in Palestina een land dat bestaat uit een groot aantal min of meer versterkte stadsstaatjes, met daaromheen een boerenbevolking. Sommige van stadjes bleven onafhankelijk, sommige sloten een verbobd met elkaar en sommige werden door binnentrekkende volken veroverd. Een beetje zoals ons land in de vroege Middeleeuwen. Politiek en religieus dus een mengeling, en zeker geen eenheid. Dat is dus de historische achtergrond van de veroveringsverhalen en ook van de verhalen uit de periode erna, totdat er een koninkrijk wordt gesticht onder leiding van koning Saul.
Maar dat komt allemaal nog.

Dat was het voor deze keer.

Meindert

Brieven aan mijn 'ongelovige' kinderen, Brief 21

Lieve kinderen.

Nu begint een nieuwe fase in de geschiedenis van het volk Israël. Het beeld dat geschetst wordt, is, dat er vanuit het huidige Jordanië een grote legermacht de Jordaan oversteekt en in één geweldige golf het hele land Palestina of Kanaän verovert. Het walst als het ware over de vijand, dat zijn de oorspronkelijke bewoners van het land Kanaän, heen. Uiteindelijk loopt deze in bezitneming van het land uit in de vorming van één groot koninkrijk, Israël, met als hoofdstad Jeruzalem, tegelijk ook de zetel van het centrale heiligdom, de tempel.
Dat klinkt prachtig. Alleen in de praktijk klopt het geschiedkundig niet helemaal, of liever helemaal niet. Het is niet één grote inval geweest. We moeten ons voorstellen, dat gedurende een langere periode allerlei woestijnvolken het land Palestina van alle kanten binnenvielen, soms delen veroverden en soms zich vermengden met de oorspronkelijke bevolking. Er ontstonden kleine stadstaadjes, die samen een verbond sloten tegenover naburige grootmachten als Babylonië en Egypte. Uit dat verbond kwam later dat ene koninkrijk Israël voort. En in dat rijk zijn allerlei verhalen uit vroegere tijden doorverteld en uiteindelijk opgeschreven. Een beetje te vergelijken met ons nog bekende verhalen uit de vroege Middeleeuwen. Later daarover nog meer. Verteld en overgeleverd vanuit het perspectief van de overwinnaar! Heel eenzijdig. God overwint. En die God is de god die uit de woestijn komt, uit de Sinaï, de god ook van de voorouders. De god die, zo geloofden ze, er altijd is geweest en staat altijd aan hun zijde. (With God on our side... er is niets nieuws onder de zon!).
Wat we nu dus krijgen, is een groot aantal avonturenverhalen, verteld vanuit het perspectief dat de God van Israël altijd het laatste woord heeft.
Voor het beter begrijpen van een en ander is voorgaande niet onbelangrijk.
En dan nu de verhalen en het zijn vaak prachtige, klassieke juweeltjes van vertelkunst.

Het volk staat dus aan de oever van de Jordaan. Aan de overkant ligt het beloofde land. De Jordaan was in die tijd (plm. 1000 voor Christus) nog niet het miezerige stroompje dat ze nu is, maar een brede rivier met hier en daar doorwaadbare plaatsen. Hoe er over te gaan, als je de omstandigheden niet kent. Er zijn twee versies. De ene is, dat net als indertijd bij de Rode Zee het water splijt en het volk over de bodem naar de overkant trekt. Nu niet onder leiding van Mozes, maar van zijn opvolger Jozua. De andere versie is dat God tegen Jozua zegt dat hij twaalf stenen in het water moet  leggen. Het volk moet daarover lopend (springend?) de rivier oversteken. Natuurlijk is dat getal twaalf hier symbolisch bedoeld en verwijst het naar de twaalf stammen of provincies, die later de nieuwe staat Israël zullen vormen.
Het volk komt in elk geval veilig aan de overkant. De eerste barrière die ze moeten innemen, is de sterke stad Jericho. Jozua stuurt twee verspieders vooruit, die de stad moeten verkennen. Ze gaan op weg en lopen rond in Jericho, dat dat overigens niet veel groter was dan misschien de oppervlakte van de Dam in Amsterdam. Ze brengen de nacht door bij een vrouw die in een huis op de muur woont, Rachab, een prostituee. Een huis op de muur geeft eenvoudig mogelijkheid tot bezoek zonder dat anderen het merken… Maar deze vreemdelingen zijn niet onopgemerkt gebleven. Als de wachters uit de stad bij haar komen en haar naar de mannen vragen, zegt ze dat ze ze niet kent. Terwijl ze op het platte dak verscholen liggen onder rieten matten. Ze worden niet ontdekt. Rachab, ook niet op haar achterhoofd gevallen, weet wat de twee verspieders vertegenwoordigen: de dood en ondergang van Jericho. "Ik laat jullie gaan, als je mij spaart als je de stad verovert", bedingt ze. Ze beloven het. Ze moet het rode koord, ddat ze over de muur laat hangen en waarmee ze de beide mannen laat ontnappen, weer uit haar raam laten hangen, als de Israëlieten d stad zullen innemen. De mannen ontsnappen ongezien. "Maar verberg je nog drie dagen in het veld, daarna kun je veilig teruggaan", geeft ze h en nog mee als een goede raad. Deze Rachab is dus een bijzondere vrouw, ondanks haar beroep. Later wordt ze wel gezien als een van de voorouders van Jezus!
Een sterke stad, hoe die te veroveren? Op advies van God doet Jozua het volgende. Het hele volk met voorop de priesters die de ark dragen, moet elke dag eenmaal om de stad heentrekken. Zeven priesters moeten aan het hoofd van de stoet lopen en onophoudelijk op hun ramshoorn blazen. Het volk moet verder zwijgen. Vol verbazing zien de bewoners van Jericho dagelijks die vreemde stoet voorbijgaan. Wat is hiervan de bedoeling? Tot de zevende dag. Dan verzoekt Jozua het volk om de stad zeven keer rond te trekken. Intussen moeten de priesters op hun bazuinen blazen. Eerst gebeurt er niets, maar bij laatste rondgang moet het volk uit alle macht gaan schreeuwen en dan zullen de muren van Jericho instorten en kunnen de Israëlieten de stad zonder slag of stoot innemen. En zo gebeurt het ook. De bewoners worden gedood, de stad volledig verwoest. Alleen het stukje muur waarop Rachab woont blijft staan, zij en haar familie worden gespaard. Het volk brengt een dankoffer aan hun God en maakt zich op voor de verovering van een volgende stad, het kleine Ai. En ook daar gebeurt iets wonderbaarlijks.

De verovering van Ai lijkt een fluitje van een cent. Maar de Israëlieten worden verslagen. Hoe kan dat? Wat blijkt. Een van hen, Achan, heeft tegen alle bevelen in toch in Jericho een deel van de buit voor zichzelf gehouden. Dat had hij niet moeten doen. God grijpt in door het volk niet te steunen. Achan heeft het goddelijk gebod overtreden en na bekentenis moet hij boeten. Hij en zijn directe familie wordt als straf gedood, verbrand en daarna onder een stapel stenen bedolven. De schuld is ingelost. Ai kan worden veroverd. Het land ligt open.
Maar daarover de volgende keer.

Overigens, ik ben eens in Jericho geweest en het was een indrukwekkende ruïne. In de vorige eeuw heeft men er opgravingen gedaan en gezocht naar het bijbelse Jericho. Men vond inderdaad sporen van een verwoesting en brand. Dus toch, zou dat het Jericho zijn? Maar helaas waren die sporen uit een andere tijd dan de intocht van de Israëlieten zou zijn geweest. Er is dus geen historisch bewijs dat Jericho ooit verwoest is zoals in de bijbel verteld wordt. Tenminste niet in die tijd.
En weer worden we uitgenodigd het historische van de bijbelverhalen niet als laatste zekerheid te zien. De vraag is echter, wat dan wel.
Het antwoord daarop komt nog wel eens.
Of niet.

Veel liefs,
Meindert


Brieven aan mijn' ongelovige' kinderen, Brief 20

Lieve kinderen.

Deze keer geen verhaal, maar eenterugblik in afbeeldingen.

Ik neem ze niet allemaal op. Misschien kun je de ontbrekende op

internet vinden.

Sterkte bij je speurtocht.

Jullie Vader


Drie mannen bezoeken Abraham. Een  schilderij van De Gelder (1645-1727), een leerling van Rembrandt. Hij verandert het verhaal wel een beetje: twee bezoekers zijn engel en de derde is God zelf, maar afgebeeld als een gewone mens. De lichtgevende  figuur is Abraham.


Abraham's offer, 2002 - Falk, Alan (1945)

Falk is een modern schilder en beeldt de 

figuren af in eigentijdse 

kleren. Het lijkt wel of de engel ook 

Abraham is. Zou het 

misschien zijn andere ‘ik’ zijn?


                      






Het verhaal van Jacob en Ezau. 
Jacob geeft de linzensoep aan de hongerige Esau en deze verkoopt zo zijn eerstgeboorterecht. Een echte zondagsschoolvoorstelling. 

Esau is de slechterik en kijkt boos en narrig, Jacob kijkt hemels. Esau loopt nog in dierenvellen rond. Jacob is een moderne bedoeïen. Het bokje dat later geslacht zal worden, staat nieuwsgierig toe te kijken.               





In de catacomben in Rome vind je veel afbeeldingen uit de bijbel. Zo ook deze van de  Jabobs droom van de ladder waarop engelen lopen. (van beneden naar boven en omgekeerd)
Je hebt wel een lampje nodig om ze in het echt te kunnen bekijken…



Mozes staat als een tovenaar bij het water van de Rode Zee, dat uit

elkaar gaat. Er ontstaat een weg  voor de vluchtende Israëlieten.

Dit is wel zo ongeveer de klassieke manier van voorstellen, die we 

in tal van kunstwerken tegenkomen.

Ik denk dat deze afbeelding uit een of ander superchristelijk 

amerikaansachtig tijdschrift is.



Weer een zondagsschoolplaatje, met een verborgen preekje. 

Mozes heeft een slang op zijn staf gespietst. Wie ernaar kijkt, 

wordt weer gezond.

Het kan niet anders of je moet wel een overeenkomst zien met het 

kruis waaraan Jezus stierf. En dat is nou ook net de bedoeling. 

Voor veel christenen is het ongeveer ook zo: wie naar het kruis 

opziet, wordt weer gezond (naar geest dan wel te verstaan).

De slang is op die manier niet alleen de  verleider uit het 
paradijsverhaal, maar heeft net ook als Jezus genezende kracht.


Deze wil ik je niet onthouden. Charles Heston speelt Mozes in de beroemde film: The Ten Commandments. Met woest gelovige blik altijd omhoog, en begeesterd, draagt hij de twee stenen met de Tien Geboden. Straks zal hij ze woedend kapot smijten!

God heeft ze net zelf beschreven, overigens geen hebreeuws, maar 

een soort hanepotenschrijfsels.



Bij ons om de hoek staat de Nicolaikerk. Een mooie oude kerk. Als je er in rondloopt, zie je inderdaad ergens aan een muur zo’n tiengebodenbord, waarover ik vertelde.


Een reconstructie van de tabernakel. Uit het Bijbels Museum in Amsterdam.

In de voorhof zie je een altaar met offer, het is al aangestoken. 

Rondom staan priesters.

Boven de achtertent hangt de wolk als teken van Gods 

aanwezigheid.


In Zuid Frankrijk staan prachtige kerken. Ook deze in Saulieu (Cote de’Or).
Aan de bovenkant van de zuilen zijn vaak heel mooie beeldhouwwerken te zien. Helaas vaak alleen goed met een verrekijker of later op een ansicht in een toeristenwinkeltje.
Maar deze is echt mooi:
De engel die Bileam en zijn ezelin de weg verspert (rechts), Ze is al in de 12e eeuw gemaakt.


Toeristen kunnen de plek bezoeken op de berg Nebo, waar Mozes 

mocht uitkijken over het land Palestina of Kanaän, waar hij nooit 

zou komen.

Er is een zelfs gedenkplaat.

Geweldig toch hoe uit alles een geldslaatje wordt geslagen en 

mensen voor de gek gehouden worden. Maar het is weer eens een 

bewijs dat veel mensen álle bijbelverhalen letterlijk nemen.